Niederländisch
Detailed Synonyms for voorbijgaand in Niederländisch
voorbijgaand:
-
voorbijgaand
-
voorbijgaand
tijdelijk; voorlopig; provisorisch; temporeel; voorbijgaand; tussentijds; zolang; kortstondig; voor enige tijd; aards-
tijdelijk Adjektiv
-
voorlopig Adjektiv
-
provisorisch Adjektiv
-
temporeel Adjektiv
-
voorbijgaand Adjektiv
-
tussentijds Adjektiv
-
zolang adv
-
kortstondig Adjektiv
-
voor enige tijd Adjektiv
-
aards Adjektiv
-
-
voorbijgaand
voorbijgaand form of voorbijgaan:
-
voorbijgaan
-
voorbijgaan
Konjugationen für voorbijgaan:
o.t.t.
- ga voorbij
- gaat voorbij
- gaat voorbij
- gaan voorbij
- gaan voorbij
- gaan voorbij
o.v.t.
- ging voorbij
- ging voorbij
- ging voorbij
- gingen voorbij
- gingen voorbij
- gingen voorbij
v.t.t.
- ben voorbij gegaan
- bent voorbij gegaan
- is voorbij gegaan
- zijn voorbij gegaan
- zijn voorbij gegaan
- zijn voorbij gegaan
v.v.t.
- was voorbij gegaan
- was voorbij gegaan
- was voorbij gegaan
- waren voorbij gegaan
- waren voorbij gegaan
- waren voorbij gegaan
o.t.t.t.
- zal voorbijgaan
- zult voorbijgaan
- zal voorbijgaan
- zullen voorbijgaan
- zullen voorbijgaan
- zullen voorbijgaan
o.v.t.t.
- zou voorbijgaan
- zou voorbijgaan
- zou voorbijgaan
- zouden voorbijgaan
- zouden voorbijgaan
- zouden voorbijgaan
diversen
- ga voorbij!
- gaat voorbij!
- voorbij gegaan
- voorbijgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze