Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for toets in Niederländisch

toets:

toets [de ~ (m)] Nomen

  1. de toets
    de test; het proefwerk; de toets; de repetitie
  2. de toets
    computertoets; de toets
  3. de toets
    de toets
  4. de toets
    – knop die je moet indrukken 1
    de toets
    – knop die je moet indrukken 1
    • toets [de ~ (m)] Nomen
      • we hebben een telefoon met druktoetsen1
  5. de toets
    – onderzoek naar kennis van leerlingen 1
    de toets
    – onderzoek naar kennis van leerlingen 1
    • toets [de ~ (m)] Nomen
      • we hebben vandaag een toets voor wiskunde1

Verwandte Wörter für "toets":


Verwandte Definitionen für "toets":

  1. knop die je moet indrukken1
    • we hebben een telefoon met druktoetsen1
  2. onderzoek naar kennis van leerlingen1
    • we hebben vandaag een toets voor wiskunde1

toetsen:

toetsen Verb (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)

  1. toetsen
    testen; examineren; overhoren; toetsen
    • testen Verb (test, testte, testten, getest)
    • examineren Verb (examineer, examineert, examineerde, examineerden, geëxamineerd)
    • overhoren Verb (overhoor, overhoort, overhoorde, overhoorden, overhoord)
    • toetsen Verb (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)
  2. toetsen
    testen; toetsen; uitproberen; uittesten
    • testen Verb (test, testte, testten, getest)
    • toetsen Verb (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)
    • uitproberen Verb (probeer uit, probeert uit, probeerde uit, probeerden uit, uitgeprobeerd)
    • uittesten Verb

Konjugationen für toetsen:

o.t.t.
  1. toets
  2. toetst
  3. toetst
  4. toetsen
  5. toetsen
  6. toetsen
o.v.t.
  1. toetste
  2. toetste
  3. toetste
  4. toetsten
  5. toetsten
  6. toetsten
v.t.t.
  1. heb getoetst
  2. hebt getoetst
  3. heeft getoetst
  4. hebben getoetst
  5. hebben getoetst
  6. hebben getoetst
v.v.t.
  1. had getoetst
  2. had getoetst
  3. had getoetst
  4. hadden getoetst
  5. hadden getoetst
  6. hadden getoetst
o.t.t.t.
  1. zal toetsen
  2. zult toetsen
  3. zal toetsen
  4. zullen toetsen
  5. zullen toetsen
  6. zullen toetsen
o.v.t.t.
  1. zou toetsen
  2. zou toetsen
  3. zou toetsen
  4. zouden toetsen
  5. zouden toetsen
  6. zouden toetsen
en verder
  1. ben getoetst
  2. bent getoetst
  3. is getoetst
  4. zijn getoetst
  5. zijn getoetst
  6. zijn getoetst
diversen
  1. toets!
  2. toetst!
  3. getoetst
  4. toetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "toetsen":


toets form of toet:

toet [de ~ (m)] Nomen

  1. de toet
    de toet
    • toet [de ~ (m)] Nomen

Verwandte Wörter für "toet":