Niederländisch
Detailed Synonyms for surveilleren in Niederländisch
surveilleren:
-
surveilleren
toezicht houden; surveilleren; bewaken; toezien-
toezicht houden Verb (houd toezicht, houdt toezicht, hield toezicht, hielden toezicht, toezicht gehouden)
-
-
surveilleren
– toezicht houden 1
Konjugationen für surveilleren:
o.t.t.
- surveilleer
- surveilleert
- surveilleert
- surveilleren
- surveilleren
- surveilleren
o.v.t.
- surveilleerde
- surveilleerde
- surveilleerde
- surveilleerden
- surveilleerden
- surveilleerden
v.t.t.
- heb gesurveilleerd
- hebt gesurveilleerd
- heeft gesurveilleerd
- hebben gesurveilleerd
- hebben gesurveilleerd
- hebben gesurveilleerd
v.v.t.
- had gesurveilleerd
- had gesurveilleerd
- had gesurveilleerd
- hadden gesurveilleerd
- hadden gesurveilleerd
- hadden gesurveilleerd
o.t.t.t.
- zal surveilleren
- zult surveilleren
- zal surveilleren
- zullen surveilleren
- zullen surveilleren
- zullen surveilleren
o.v.t.t.
- zou surveilleren
- zou surveilleren
- zou surveilleren
- zouden surveilleren
- zouden surveilleren
- zouden surveilleren
en verder
- ben gesurveilleerd
- bent gesurveilleerd
- is gesurveilleerd
- zijn gesurveilleerd
- zijn gesurveilleerd
- zijn gesurveilleerd
diversen
- surveilleer!
- surveilleert!
- gesurveilleerd
- surveillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze