Niederländisch
Detailed Synonyms for rinkelen in Niederländisch
rinkelen:
Konjugationen für rinkelen:
o.t.t.
- rinkel
- rinkelt
- rinkelt
- rinkelen
- rinkelen
- rinkelen
o.v.t.
- rinkelde
- rinkelde
- rinkelde
- rinkelden
- rinkelden
- rinkelden
v.t.t.
- heb gerinkeld
- hebt gerinkeld
- heeft gerinkeld
- hebben gerinkeld
- hebben gerinkeld
- hebben gerinkeld
v.v.t.
- had gerinkeld
- had gerinkeld
- had gerinkeld
- hadden gerinkeld
- hadden gerinkeld
- hadden gerinkeld
o.t.t.t.
- zal rinkelen
- zult rinkelen
- zal rinkelen
- zullen rinkelen
- zullen rinkelen
- zullen rinkelen
o.v.t.t.
- zou rinkelen
- zou rinkelen
- zou rinkelen
- zouden rinkelen
- zouden rinkelen
- zouden rinkelen
diversen
- rinkel!
- rinkelt!
- gerinkeld
- rinkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze