Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. nummer:
  2. nummeren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for nummer in Niederländisch

nummer:

nummer [het ~] Nomen

  1. het nummer
    het nummer; het numero
  2. het nummer
    het nummer; het volgnummer
  3. het nummer
    het nummer
  4. het nummer
    – cijfer of getal dat de plaats in een reeks aangeeft 1
    het nummer
    – cijfer of getal dat de plaats in een reeks aangeeft 1
    • nummer [het ~] Nomen
      • op welk huisnummer woon je?1

Verwandte Wörter für "nummer":

  • nummeren, nummers, nummertje, nummertjes

Verwandte Definitionen für "nummer":

  1. cijfer of getal dat de plaats in een reeks aangeeft1
    • op welk huisnummer woon je?1

nummer form of nummeren:

nummeren Verb (nummer, nummert, nummerde, nummerden, genummerd)

  1. nummeren
    nummeren
    • nummeren Verb (nummer, nummert, nummerde, nummerden, genummerd)

Konjugationen für nummeren:

o.t.t.
  1. nummer
  2. nummert
  3. nummert
  4. nummeren
  5. nummeren
  6. nummeren
o.v.t.
  1. nummerde
  2. nummerde
  3. nummerde
  4. nummerden
  5. nummerden
  6. nummerden
v.t.t.
  1. heb genummerd
  2. hebt genummerd
  3. heeft genummerd
  4. hebben genummerd
  5. hebben genummerd
  6. hebben genummerd
v.v.t.
  1. had genummerd
  2. had genummerd
  3. had genummerd
  4. hadden genummerd
  5. hadden genummerd
  6. hadden genummerd
o.t.t.t.
  1. zal nummeren
  2. zult nummeren
  3. zal nummeren
  4. zullen nummeren
  5. zullen nummeren
  6. zullen nummeren
o.v.t.t.
  1. zou nummeren
  2. zou nummeren
  3. zou nummeren
  4. zouden nummeren
  5. zouden nummeren
  6. zouden nummeren
diversen
  1. nummer!
  2. nummert!
  3. genummerd
  4. nummerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "nummeren":


Related Synonyms for nummer