Niederländisch

Detailed Synonyms for grond in Niederländisch

grond:

grond [de ~ (m)] Nomen

  1. de grond
    de grond; de vloer
  2. de grond
    de grond; de bodem; de aardkorst; de aarde
  3. de grond
    bodemoppervlak; de bodem; de grond
  4. de grond
    het veld; het bouwland; de grond; de akker
  5. de grond
    het uitgangspunt; het vertrekpunt; de grondgedachte; de basis; de grond; het principe; de grondslag; het fundament; het beginsel; de grondstelling
  6. de grond
    – bodemlaag waarin planten en bomen groeien 1
    de grond; de aarde
    – bodemlaag waarin planten en bomen groeien 1
    • grond [de ~ (m)] Nomen
      • er zit te weinig grond in deze plantenbak1
    • aarde [de ~] Nomen
      • we hebben de tuin opgehoogd met aarde1
  7. de grond
    – oppervlakte van de aarde 1
    de grond
    – oppervlakte van de aarde 1
    • grond [de ~ (m)] Nomen
      • er is geen stoel meer, ga maar op de grond zitten1
  8. de grond
    – aanleiding 1
    de grond
    – aanleiding 1
    • grond [de ~ (m)] Nomen
      • die bewering mist elke grond1

Verwandte Wörter für "grond":


Alternate Synonyms for "grond":


Verwandte Definitionen für "grond":

  1. bodemlaag waarin planten en bomen groeien1
    • er zit te weinig grond in deze plantenbak1
  2. oppervlakte van de aarde1
    • er is geen stoel meer, ga maar op de grond zitten1
  3. aanleiding1
    • die bewering mist elke grond1

grond form of gronden:

gronden Verb (grond, grondt, grondde, grondden, gegrond)

  1. gronden
    gronden; grondverven
    • gronden Verb (grond, grondt, grondde, grondden, gegrond)
    • grondverven Verb (verf grond, verft grond, verfde grond, verfden grond, grondgeverfd)
  2. gronden
    aarden; gronden
    • aarden Verb (aard, aardt, aardde, aardden, geaard)
    • gronden Verb (grond, grondt, grondde, grondden, gegrond)
  3. gronden
    grondvesten; funderen; gronden
    • grondvesten Verb (grondvest, grondvestte, grondvestten, gegrondvest)
    • funderen Verb (fundeer, fundeert, fundeerde, fundeerden, gefundeerd)
    • gronden Verb (grond, grondt, grondde, grondden, gegrond)

Konjugationen für gronden:

o.t.t.
  1. grond
  2. grondt
  3. grondt
  4. gronden
  5. gronden
  6. gronden
o.v.t.
  1. grondde
  2. grondde
  3. grondde
  4. grondden
  5. grondden
  6. grondden
v.t.t.
  1. heb gegrond
  2. hebt gegrond
  3. heeft gegrond
  4. hebben gegrond
  5. hebben gegrond
  6. hebben gegrond
v.v.t.
  1. had gegrond
  2. had gegrond
  3. had gegrond
  4. hadden gegrond
  5. hadden gegrond
  6. hadden gegrond
o.t.t.t.
  1. zal gronden
  2. zult gronden
  3. zal gronden
  4. zullen gronden
  5. zullen gronden
  6. zullen gronden
o.v.t.t.
  1. zou gronden
  2. zou gronden
  3. zou gronden
  4. zouden gronden
  5. zouden gronden
  6. zouden gronden
en verder
  1. is gegrond
  2. zijn gegrond
diversen
  1. grond!
  2. grondt!
  3. gegrond
  4. grondend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "gronden":


Related Synonyms for grond