Niederländisch

Detailed Synonyms for direct in Niederländisch

direct:

direct Adjektiv

  1. direct
    direct; ongezouten
  2. direct
  3. direct
    gauw; gezwind; direct
  4. direct
    onmiddellijk; meteen; direct; gelijk; terstond; dadelijk
  5. direct
  6. direct
    direct; dadelijk; zo meteen
  7. direct
    zo meteen; zo; direct
  8. direct
  9. direct
    – zonder te wachten 1
    gelijk; meteen; onmiddellijk; direct; dadelijk
    – zonder te wachten 1
    • gelijk Adjektiv
      • ik kom gelijk!1
    • meteen adv
      • hij kwam meteen op ons af1
    • onmiddellijk Adjektiv
      • hij moest onmiddellijk komen1
    • direct Adjektiv
      • wil je direct komen?1
    • dadelijk Adjektiv
      • wil je dadelijk komen!1
  10. direct
    – waar niets tussen zit 1
    onmiddellijk; vlak; direct
    – waar niets tussen zit 1
    • onmiddellijk Adjektiv
      • hij woont in de onmiddellijke omgeving van het vliegveld1
    • vlak Adjektiv
      • vlak na zijn verjaardag moest hij op reis1
    • direct Adjektiv
      • zij woont in de directe omgeving van de binnenstad1
  11. direct
    – zonder omweg 1
    direct
    – zonder omweg 1
    • direct Adjektiv
      • hij gaat direct van huis naar school1

Verwandte Wörter für "direct":


Alternate Synonyms for "direct":


Antonyme für "direct":


Verwandte Definitionen für "direct":

  1. zonder te wachten1
    • wil je direct komen?1
  2. waar niets tussen zit1
    • zij woont in de directe omgeving van de binnenstad1
  3. zonder omweg1
    • hij gaat direct van huis naar school1

Related Synonyms for direct