Niederländisch
Detailed Synonyms for consumeren in Niederländisch
consumeren:
-
consumeren
-
consumeren
consumeren; gebruiken; nuttigen; opeten; verorberen; tot zich nemen; oppeuzelen-
tot zich nemen Verb (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
-
consumeren
consumeren; vreten; tot zich nemen; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; verorberen; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken-
tot zich nemen Verb (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
-
naar binnen werken Verb (werk naar binnen, werkt naar binnen, werkte naar binnen, werkten naar binnen, naar binnen gewerkt)
-
zitten proppen Verb
Konjugationen für consumeren:
o.t.t.
- consumeer
- consumeert
- consumeert
- consumeren
- consumeren
- consumeren
o.v.t.
- consumeerde
- consumeerde
- consumeerde
- consumeerden
- consumeerden
- consumeerden
v.t.t.
- heb geconsumeerd
- hebt geconsumeerd
- heeft geconsumeerd
- hebben geconsumeerd
- hebben geconsumeerd
- hebben geconsumeerd
v.v.t.
- had geconsumeerd
- had geconsumeerd
- had geconsumeerd
- hadden geconsumeerd
- hadden geconsumeerd
- hadden geconsumeerd
o.t.t.t.
- zal consumeren
- zult consumeren
- zal consumeren
- zullen consumeren
- zullen consumeren
- zullen consumeren
o.v.t.t.
- zou consumeren
- zou consumeren
- zou consumeren
- zouden consumeren
- zouden consumeren
- zouden consumeren
en verder
- is geconsumeerd
- zijn geconsumeerd
diversen
- consumeer!
- consumeert!
- geconsumeerd
- consumerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze