Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. verpatsen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for verpatsen in Niederländisch

verpatsen:

verpatsen Verb (verpats, verpatst, verpatste, verpatsten, verpatst)

  1. verpatsen
    verpanden; verpatsen; belenen
    • verpanden Verb (verpand, verpandt, verpandde, verpandden, verpand)
    • verpatsen Verb (verpats, verpatst, verpatste, verpatsten, verpatst)
    • belenen Verb (beleen, beleent, beleende, beleenden, beleend)
  2. verpatsen
    – het verkopen om aan geld te komen 1
    verpatsen
    – het verkopen om aan geld te komen 1
    • verpatsen Verb (verpats, verpatst, verpatste, verpatsten, verpatst)
      • hij heeft zijn dure horloge verpatst1

Konjugationen für verpatsen:

o.t.t.
  1. verpats
  2. verpatst
  3. verpatst
  4. verpatsen
  5. verpatsen
  6. verpatsen
o.v.t.
  1. verpatste
  2. verpatste
  3. verpatste
  4. verpatsten
  5. verpatsten
  6. verpatsten
v.t.t.
  1. heb verpatst
  2. hebt verpatst
  3. heeft verpatst
  4. hebben verpatst
  5. hebben verpatst
  6. hebben verpatst
v.v.t.
  1. had verpatst
  2. had verpatst
  3. had verpatst
  4. hadden verpatst
  5. hadden verpatst
  6. hadden verpatst
o.t.t.t.
  1. zal verpatsen
  2. zult verpatsen
  3. zal verpatsen
  4. zullen verpatsen
  5. zullen verpatsen
  6. zullen verpatsen
o.v.t.t.
  1. zou verpatsen
  2. zou verpatsen
  3. zou verpatsen
  4. zouden verpatsen
  5. zouden verpatsen
  6. zouden verpatsen
diversen
  1. verpats!
  2. verpatst!
  3. verpatst
  4. verpatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "verpatsen":

  1. het verkopen om aan geld te komen1
    • hij heeft zijn dure horloge verpatst1