Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. tuit:
  2. tuiten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for tuit in Niederländisch

tuit:

tuit [de ~] Nomen

  1. de tuit
    de tuit

Verwandte Wörter für "tuit":


tuiten:

tuiten Verb (tuit, tuitte, tuitten, getuit)

  1. tuiten
    tuiten
    • tuiten Verb (tuit, tuitte, tuitten, getuit)

Konjugationen für tuiten:

o.t.t.
  1. tuit
  2. tuit
  3. tuit
  4. tuiten
  5. tuiten
  6. tuiten
o.v.t.
  1. tuitte
  2. tuitte
  3. tuitte
  4. tuitten
  5. tuitten
  6. tuitten
v.t.t.
  1. heb getuit
  2. hebt getuit
  3. heeft getuit
  4. hebben getuit
  5. hebben getuit
  6. hebben getuit
v.v.t.
  1. had getuit
  2. had getuit
  3. had getuit
  4. hadden getuit
  5. hadden getuit
  6. hadden getuit
o.t.t.t.
  1. zal tuiten
  2. zult tuiten
  3. zal tuiten
  4. zullen tuiten
  5. zullen tuiten
  6. zullen tuiten
o.v.t.t.
  1. zou tuiten
  2. zou tuiten
  3. zou tuiten
  4. zouden tuiten
  5. zouden tuiten
  6. zouden tuiten
en verder
  1. ben getuit
  2. bent getuit
  3. is getuit
  4. zijn getuit
  5. zijn getuit
  6. zijn getuit
diversen
  1. tuit!
  2. tuitt!
  3. getuit
  4. tuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tuiten [de ~] Nomen, Plural

  1. de tuiten
    de tuiten; de schenktuiten

Verwandte Wörter für "tuiten":