Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. tepakkenkrijgen:
  2. te pakken krijgen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for te pakken krijgen in Niederländisch

tepakkenkrijgen:

tepakkenkrijgen Verb (krijg tepakken, krijgt tepakken, kreeg tepakken, kregen tepakken, tepakkengekregen)

  1. tepakkenkrijgen
    tepakkenkrijgen
    • tepakkenkrijgen Verb (krijg tepakken, krijgt tepakken, kreeg tepakken, kregen tepakken, tepakkengekregen)

Konjugationen für tepakkenkrijgen:

o.t.t.
  1. krijg tepakken
  2. krijgt tepakken
  3. krijgt tepakken
  4. krijgen tepakken
  5. krijgen tepakken
  6. krijgen tepakken
o.v.t.
  1. kreeg tepakken
  2. kreeg tepakken
  3. kreeg tepakken
  4. kregen tepakken
  5. kregen tepakken
  6. kregen tepakken
v.t.t.
  1. heb tepakkengekregen
  2. hebt tepakkengekregen
  3. heeft tepakkengekregen
  4. hebben tepakkengekregen
  5. hebben tepakkengekregen
  6. hebben tepakkengekregen
v.v.t.
  1. had tepakkengekregen
  2. had tepakkengekregen
  3. had tepakkengekregen
  4. hadden tepakkengekregen
  5. hadden tepakkengekregen
  6. hadden tepakkengekregen
o.t.t.t.
  1. zal tepakkenkrijgen
  2. zult tepakkenkrijgen
  3. zal tepakkenkrijgen
  4. zullen tepakkenkrijgen
  5. zullen tepakkenkrijgen
  6. zullen tepakkenkrijgen
o.v.t.t.
  1. zou tepakkenkrijgen
  2. zou tepakkenkrijgen
  3. zou tepakkenkrijgen
  4. zouden tepakkenkrijgen
  5. zouden tepakkenkrijgen
  6. zouden tepakkenkrijgen
en verder
  1. ben tepakkengekregen
  2. bent tepakkengekregen
  3. is tepakkengekregen
  4. zijn tepakkengekregen
  5. zijn tepakkengekregen
  6. zijn tepakkengekregen
diversen
  1. krijg tepakken!
  2. krijgt tepakken!
  3. tepakkengekregen
  4. tepakkenkrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

te pakken krijgen:

te pakken krijgen Verb (krijg te pakken, krijgt te pakken, kreeg te pakken, kregen te pakken, te pakken gekregen)

  1. te pakken krijgen
    verkrijgen; te pakken krijgen; iets bemachtigen
  2. te pakken krijgen
    te pakken krijgen
    • te pakken krijgen Verb (krijg te pakken, krijgt te pakken, kreeg te pakken, kregen te pakken, te pakken gekregen)

Konjugationen für te pakken krijgen:

o.t.t.
  1. krijg te pakken
  2. krijgt te pakken
  3. krijgt te pakken
  4. krijgen te pakken
  5. krijgen te pakken
  6. krijgen te pakken
o.v.t.
  1. kreeg te pakken
  2. kreeg te pakken
  3. kreeg te pakken
  4. kregen te pakken
  5. kregen te pakken
  6. kregen te pakken
v.t.t.
  1. heb te pakken gekregen
  2. hebt te pakken gekregen
  3. heeft te pakken gekregen
  4. hebben te pakken gekregen
  5. hebben te pakken gekregen
  6. hebben te pakken gekregen
v.v.t.
  1. had te pakken gekregen
  2. had te pakken gekregen
  3. had te pakken gekregen
  4. hadden te pakken gekregen
  5. hadden te pakken gekregen
  6. hadden te pakken gekregen
o.t.t.t.
  1. zal te pakken krijgen
  2. zult te pakken krijgen
  3. zal te pakken krijgen
  4. zullen te pakken krijgen
  5. zullen te pakken krijgen
  6. zullen te pakken krijgen
o.v.t.t.
  1. zou te pakken krijgen
  2. zou te pakken krijgen
  3. zou te pakken krijgen
  4. zouden te pakken krijgen
  5. zouden te pakken krijgen
  6. zouden te pakken krijgen
en verder
  1. ben te pakken gekregen
  2. bent te pakken gekregen
  3. is te pakken gekregen
  4. zijn te pakken gekregen
  5. zijn te pakken gekregen
  6. zijn te pakken gekregen
diversen
  1. krijg te pakken!
  2. krijgt te pakken!
  3. te pakken gekregen
  4. te pakken krijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for te pakken krijgen