Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. pellen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for pellen in Niederländisch

pellen:

pellen Verb (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)

  1. pellen
    schillen; pellen; jassen
    • schillen Verb (schil, schilt, schilde, schilden, geschild)
    • pellen Verb (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)
    • jassen Verb (jas, jast, jaste, jasten, gejast)
  2. pellen
    pellen; doppen
    • pellen Verb (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)
    • doppen Verb (dop, dopt, dopte, dopten, gedopt)

Konjugationen für pellen:

o.t.t.
  1. pel
  2. pelt
  3. pelt
  4. pellen
  5. pellen
  6. pellen
o.v.t.
  1. pelde
  2. pelde
  3. pelde
  4. pelden
  5. pelden
  6. pelden
v.t.t.
  1. heb gepeld
  2. hebt gepeld
  3. heeft gepeld
  4. hebben gepeld
  5. hebben gepeld
  6. hebben gepeld
v.v.t.
  1. had gepeld
  2. had gepeld
  3. had gepeld
  4. hadden gepeld
  5. hadden gepeld
  6. hadden gepeld
o.t.t.t.
  1. zal pellen
  2. zult pellen
  3. zal pellen
  4. zullen pellen
  5. zullen pellen
  6. zullen pellen
o.v.t.t.
  1. zou pellen
  2. zou pellen
  3. zou pellen
  4. zouden pellen
  5. zouden pellen
  6. zouden pellen
en verder
  1. is gepeld
  2. zijn gepeld
diversen
  1. pel!
  2. pelt!
  3. gepeld
  4. pellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze