Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. kletteren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for kletteren in Niederländisch

kletteren:

kletteren Verb (kletter, klettert, kletterde, kletterden, gekletterd)

  1. kletteren
    rammelen; kletteren
    • rammelen Verb (rammel, rammelt, rammelde, rammelden, gerammeld)
    • kletteren Verb (kletter, klettert, kletterde, kletterden, gekletterd)

Konjugationen für kletteren:

o.t.t.
  1. kletter
  2. klettert
  3. klettert
  4. kletteren
  5. kletteren
  6. kletteren
o.v.t.
  1. kletterde
  2. kletterde
  3. kletterde
  4. kletterden
  5. kletterden
  6. kletterden
v.t.t.
  1. ben gekletterd
  2. bent gekletterd
  3. is gekletterd
  4. zijn gekletterd
  5. zijn gekletterd
  6. zijn gekletterd
v.v.t.
  1. was gekletterd
  2. was gekletterd
  3. was gekletterd
  4. waren gekletterd
  5. waren gekletterd
  6. waren gekletterd
o.t.t.t.
  1. zal kletteren
  2. zult kletteren
  3. zal kletteren
  4. zullen kletteren
  5. zullen kletteren
  6. zullen kletteren
o.v.t.t.
  1. zou kletteren
  2. zou kletteren
  3. zou kletteren
  4. zouden kletteren
  5. zouden kletteren
  6. zouden kletteren
en verder
  1. heb gekletterd
  2. hebt gekletterd
  3. heeft gekletterd
  4. hebben gekletterd
  5. hebben gekletterd
  6. hebben gekletterd
diversen
  1. kletter!
  2. klettert!
  3. gekletterd
  4. kletterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze