Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. vuilmaken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vuilmaken (Niederländisch) ins Französisch

vuilmaken:

vuilmaken Verb (maak vuil, maakt vuil, maakte vuil, maakten vuil, vuil gemaakt)

  1. vuilmaken (viesmaken)
    salir; souiller; polluer; tacher; maculer; rendre sale
    • salir Verb (salis, salit, salissons, salissez, )
    • souiller Verb (souille, souilles, souillons, souillez, )
    • polluer Verb (pollue, pollues, polluons, polluez, )
    • tacher Verb (tache, taches, tachons, tachez, )
    • maculer Verb (macule, macules, maculons, maculez, )

Konjugationen für vuilmaken:

o.t.t.
  1. maak vuil
  2. maakt vuil
  3. maakt vuil
  4. maken vuil
  5. maken vuil
  6. maken vuil
o.v.t.
  1. maakte vuil
  2. maakte vuil
  3. maakte vuil
  4. maakten vuil
  5. maakten vuil
  6. maakten vuil
v.t.t.
  1. heb vuil gemaakt
  2. hebt vuil gemaakt
  3. heeft vuil gemaakt
  4. hebben vuil gemaakt
  5. hebben vuil gemaakt
  6. hebben vuil gemaakt
v.v.t.
  1. had vuil gemaakt
  2. had vuil gemaakt
  3. had vuil gemaakt
  4. hadden vuil gemaakt
  5. hadden vuil gemaakt
  6. hadden vuil gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal vuilmaken
  2. zult vuilmaken
  3. zal vuilmaken
  4. zullen vuilmaken
  5. zullen vuilmaken
  6. zullen vuilmaken
o.v.t.t.
  1. zou vuilmaken
  2. zou vuilmaken
  3. zou vuilmaken
  4. zouden vuilmaken
  5. zouden vuilmaken
  6. zouden vuilmaken
diversen
  1. maak vuil!
  2. maakt vuil!
  3. vuil gemaakt
  4. vuilmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vuilmaken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
maculer viesmaken; vuilmaken bevuilen; vies maken; vuil maken
polluer viesmaken; vuilmaken bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vuil maken
rendre sale viesmaken; vuilmaken bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vuil maken
salir viesmaken; vuilmaken afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; kladden; knoeien; morsen; ontluisteren; smerig worden; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vies worden; vlekken; vuil maken
souiller viesmaken; vuilmaken aansteken; bekladden; bemorsen; besmeren; besmetten; besmeuren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; een smet werpen op; infecteren; ontluisteren; vergiftigen; verontreinigen; verpesten; vervuilen; vies maken; vuil maken
tacher viesmaken; vuilmaken afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kladden; knoeien; morsen; smetten; vies maken; vlekken; vuil maken