Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für voortjagen (Niederländisch) ins Französisch

voortjagen:

voortjagen Verb (jaag voort, jaagt voort, joeg voort, joegen voort, voortgejaagd)

  1. voortjagen (opjagen; jachten; ophitsen; opdrijven)
    presser; chasser
    • presser Verb (presse, presses, pressons, pressez, )
    • chasser Verb (chasse, chasses, chassons, chassez, )
  2. voortjagen (voortdrijven; wegjagen; aanzwiepen; opdrijven)
    augmenter; encourager; dépêcher; stimuler; pousser en avant; pousser; inciter; propulser; aiguillonner; faire monter
    • augmenter Verb (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, )
    • encourager Verb (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • dépêcher Verb (dépêche, dépêches, dépêchons, dépêchez, )
    • stimuler Verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • pousser Verb (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • inciter Verb (incite, incites, incitons, incitez, )
    • propulser Verb (propulse, propulses, propulsons, propulsez, )
    • aiguillonner Verb (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )

Konjugationen für voortjagen:

o.t.t.
  1. jaag voort
  2. jaagt voort
  3. jaagt voort
  4. jagen voort
  5. jagen voort
  6. jagen voort
o.v.t.
  1. joeg voort
  2. joeg voort
  3. joeg voort
  4. joegen voort
  5. joegen voort
  6. joegen voort
v.t.t.
  1. heb voortgejaagd
  2. hebt voortgejaagd
  3. heeft voortgejaagd
  4. hebben voortgejaagd
  5. hebben voortgejaagd
  6. hebben voortgejaagd
v.v.t.
  1. had voortgejaagd
  2. had voortgejaagd
  3. had voortgejaagd
  4. hadden voortgejaagd
  5. hadden voortgejaagd
  6. hadden voortgejaagd
o.t.t.t.
  1. zal voortjagen
  2. zult voortjagen
  3. zal voortjagen
  4. zullen voortjagen
  5. zullen voortjagen
  6. zullen voortjagen
o.v.t.t.
  1. zou voortjagen
  2. zou voortjagen
  3. zou voortjagen
  4. zouden voortjagen
  5. zouden voortjagen
  6. zouden voortjagen
diversen
  1. jaag voort!
  2. jaagt voort!
  3. voortgejaagd
  4. voortjagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voortjagen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
inciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aiguillonner aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; instigeren; motiveren; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; opzwepen; prikkelen; provoceren; sterk prikkelen; stimuleren; toemoedigen
augmenter aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger draaien; hoger maken; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogdraaien; omhooggaan; omhoogstijgen; opdraaien; opdrijven; ophogen; opschroeven; opvoeren; opzetten; rijzen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; veel doen stijgen; vergroten; verhogen; vermeerderen; zich vermeerderen
chasser jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; voortjagen afhouden; afnemen; afzonderen; bannen; bezweren; buitensluiten; ecarteren; lichten; uitbannen; uitdrijven; uitsluiten; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegjagen; wegnemen; wegwerken; weren
dépêcher aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
encourager aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aanblazen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; moed inspreken; motiveren; oppoken; opstoken; poken; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toemoedigen
faire monter aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aanblazen; aanwakkeren; doen opvlammen; doen stijgen
inciter aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; wakker schudden
pousser aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortduwen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen
pousser en avant aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aanduwen; aanzetten; duwen; opschuiven; opstuwen; opzwepen; schuiven; sterk prikkelen; stuwen; voorschuiven; voortduwen; voortschuiven; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschuiven
presser jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; voortjagen aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortmaken; zich spoeden
propulser aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aanzetten; opstuwen; opzwepen; sterk prikkelen; stuwen; voortbewegen; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschieten
stimuler aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aanblazen; aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opkrikken; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden