Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. vervlechten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vervlechten (Niederländisch) ins Französisch

vervlechten:

vervlechten Verb (vervlecht, vervlocht, vervlochten, vervlochten)

  1. vervlechten (verweven; ineenvlechten)
    entrelacer; entremêler; tisser; enlacer
    • entrelacer Verb (entrelace, entrelaces, entrelaçons, entrelacez, )
    • entremêler Verb (entremêle, entremêles, entremêlons, entremêlez, )
    • tisser Verb (tisse, tisses, tissons, tissez, )
    • enlacer Verb (enlace, enlaces, enlaçons, enlacez, )

Konjugationen für vervlechten:

o.t.t.
  1. vervlecht
  2. vervlecht
  3. vervlecht
  4. vervlechten
  5. vervlechten
  6. vervlechten
o.v.t.
  1. vervlocht
  2. vervlocht
  3. vervlocht
  4. vervlochten
  5. vervlochten
  6. vervlochten
v.t.t.
  1. heb vervlochten
  2. hebt vervlochten
  3. heeft vervlochten
  4. hebben vervlochten
  5. hebben vervlochten
  6. hebben vervlochten
v.v.t.
  1. had vervlochten
  2. had vervlochten
  3. had vervlochten
  4. hadden vervlochten
  5. hadden vervlochten
  6. hadden vervlochten
o.t.t.t.
  1. zal vervlechten
  2. zult vervlechten
  3. zal vervlechten
  4. zullen vervlechten
  5. zullen vervlechten
  6. zullen vervlechten
o.v.t.t.
  1. zou vervlechten
  2. zou vervlechten
  3. zou vervlechten
  4. zouden vervlechten
  5. zouden vervlechten
  6. zouden vervlechten
diversen
  1. vervlecht!
  2. vervlecht!
  3. vervlochten
  4. vervlechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vervlechten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
enlacer ineenvlechten; vervlechten; verweven aaien; ineenstrengelen; ineenvlechten; knuffelen; liefkozen; samenvlechten; strelen; strengelen; verstrengelen; vlechten
entrelacer ineenvlechten; vervlechten; verweven ineenvlechten; interlace; invlechten; omvlechten; samenweven; strengelen; vlechten; vlechten in
entremêler ineenvlechten; vervlechten; verweven
tisser ineenvlechten; vervlechten; verweven doorweven; in elkaar grijpen; ineengrijpen; verweven; weven