Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. souperen:
  2. souper:


Niederländisch

Detailübersetzungen für souperen (Niederländisch) ins Französisch

souperen:

souperen Verb (soupeer, soupeert, soupeerde, soupeerden, gesoupeerd)

  1. souperen
    souper
    • souper Verb (soupe, soupes, soupons, soupez, )

Konjugationen für souperen:

o.t.t.
  1. soupeer
  2. soupeert
  3. soupeert
  4. souperen
  5. souperen
  6. souperen
o.v.t.
  1. soupeerde
  2. soupeerde
  3. soupeerde
  4. soupeerden
  5. soupeerden
  6. soupeerden
v.t.t.
  1. heb gesoupeerd
  2. hebt gesoupeerd
  3. heeft gesoupeerd
  4. hebben gesoupeerd
  5. hebben gesoupeerd
  6. hebben gesoupeerd
v.v.t.
  1. had gesoupeerd
  2. had gesoupeerd
  3. had gesoupeerd
  4. hadden gesoupeerd
  5. hadden gesoupeerd
  6. hadden gesoupeerd
o.t.t.t.
  1. zal souperen
  2. zult souperen
  3. zal souperen
  4. zullen souperen
  5. zullen souperen
  6. zullen souperen
o.v.t.t.
  1. zou souperen
  2. zou souperen
  3. zou souperen
  4. zouden souperen
  5. zouden souperen
  6. zouden souperen
en verder
  1. ben gesoupeerd
  2. bent gesoupeerd
  3. is gesoupeerd
  4. zijn gesoupeerd
  5. zijn gesoupeerd
  6. zijn gesoupeerd
diversen
  1. soupeer!
  2. soupeert!
  3. gesoupeerd
  4. souperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für souperen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
souper avondeten; avondmaal; avondmaaltijd; diner; feestdiner; souper
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
souper souperen consumeren; eten; gebruiken; laven; lenigen; lessen; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen

Verwandte Wörter für "souperen":


souperen form of souper: