Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. samenpakken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für samenpakken (Niederländisch) ins Französisch

samenpakken:

samenpakken Verb (pak samen, pakt samen, pakte samen, pakten samen, samengepakt)

  1. samenpakken (samenrapen; bijeen scharrelen)
    grappiller; ranger; s'entasser; ramasser à gauche et à droite
    • grappiller Verb (grappille, grappilles, grappillons, grappillez, )
    • ranger Verb (range, ranges, rangeons, rangez, )
    • s'entasser Verb

Konjugationen für samenpakken:

o.t.t.
  1. pak samen
  2. pakt samen
  3. pakt samen
  4. pakken samen
  5. pakken samen
  6. pakken samen
o.v.t.
  1. pakte samen
  2. pakte samen
  3. pakte samen
  4. pakten samen
  5. pakten samen
  6. pakten samen
v.t.t.
  1. heb samengepakt
  2. hebt samengepakt
  3. heeft samengepakt
  4. hebben samengepakt
  5. hebben samengepakt
  6. hebben samengepakt
v.v.t.
  1. had samengepakt
  2. had samengepakt
  3. had samengepakt
  4. hadden samengepakt
  5. hadden samengepakt
  6. hadden samengepakt
o.t.t.t.
  1. zal samenpakken
  2. zult samenpakken
  3. zal samenpakken
  4. zullen samenpakken
  5. zullen samenpakken
  6. zullen samenpakken
o.v.t.t.
  1. zou samenpakken
  2. zou samenpakken
  3. zou samenpakken
  4. zouden samenpakken
  5. zouden samenpakken
  6. zouden samenpakken
en verder
  1. is samengepakt
  2. zijn samengepakt
diversen
  1. pak samen!
  2. pakt samen!
  3. samengepakt
  4. samenpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für samenpakken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
grappiller bijeen scharrelen; samenpakken; samenrapen bijeen harken; bijeenschrapen
ramasser à gauche et à droite bijeen scharrelen; samenpakken; samenrapen
ranger bijeen scharrelen; samenpakken; samenrapen archiveren; bergen; bewaren; deponeren; inschikken; leggen; neerleggen; opbergen; opruimen; opschonen; opslaan; opzij leggen; parkeren; plaatsen; rangordenen; rangschikken; scharen; stallen; stouwen; vlijen; wegbergen; wegleggen; wegzetten; zetten
s'entasser bijeen scharrelen; samenpakken; samenrapen