Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. pensioneren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für pensioneren (Niederländisch) ins Französisch

pensioneren:

pensioneren Verb (pensioneer, pensioneert, pensioneerde, pensioneerden, gepensioneerd)

  1. pensioneren

Konjugationen für pensioneren:

o.t.t.
  1. pensioneer
  2. pensioneert
  3. pensioneert
  4. pensioneren
  5. pensioneren
  6. pensioneren
o.v.t.
  1. pensioneerde
  2. pensioneerde
  3. pensioneerde
  4. pensioneerden
  5. pensioneerden
  6. pensioneerden
v.t.t.
  1. ben gepensioneerd
  2. bent gepensioneerd
  3. is gepensioneerd
  4. zijn gepensioneerd
  5. zijn gepensioneerd
  6. zijn gepensioneerd
v.v.t.
  1. was gepensioneerd
  2. was gepensioneerd
  3. was gepensioneerd
  4. waren gepensioneerd
  5. waren gepensioneerd
  6. waren gepensioneerd
o.t.t.t.
  1. zal pensioneren
  2. zult pensioneren
  3. zal pensioneren
  4. zullen pensioneren
  5. zullen pensioneren
  6. zullen pensioneren
o.v.t.t.
  1. zou pensioneren
  2. zou pensioneren
  3. zou pensioneren
  4. zouden pensioneren
  5. zouden pensioneren
  6. zouden pensioneren
diversen
  1. pensioneer!
  2. pensioneert!
  3. gepensioneerd
  4. pensionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für pensioneren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
mettre à la retraite pensioneren

Wiktionary Übersetzungen für pensioneren:


Cross Translation:
FromToVia
pensioneren pensioner pension — to grant a pension