Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. ontlasten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontlasten (Niederländisch) ins Französisch

ontlasten:

ontlasten Verb (ontlast, ontlastte, ontlastten, ontlast)

  1. ontlasten (ontslaan van een verplichting; vrijstellen; ontheffen)
    dispenser de; relâcher
    • relâcher Verb (relâche, relâches, relâchons, relâchez, )

Konjugationen für ontlasten:

o.t.t.
  1. ontlast
  2. ontlast
  3. ontlast
  4. ontlasten
  5. ontlasten
  6. ontlasten
o.v.t.
  1. ontlastte
  2. ontlastte
  3. ontlastte
  4. ontlastten
  5. ontlastten
  6. ontlastten
v.t.t.
  1. heb ontlast
  2. hebt ontlast
  3. heeft ontlast
  4. hebben ontlast
  5. hebben ontlast
  6. hebben ontlast
v.v.t.
  1. had ontlast
  2. had ontlast
  3. had ontlast
  4. hadden ontlast
  5. hadden ontlast
  6. hadden ontlast
o.t.t.t.
  1. zal ontlasten
  2. zult ontlasten
  3. zal ontlasten
  4. zullen ontlasten
  5. zullen ontlasten
  6. zullen ontlasten
o.v.t.t.
  1. zou ontlasten
  2. zou ontlasten
  3. zou ontlasten
  4. zouden ontlasten
  5. zouden ontlasten
  6. zouden ontlasten
en verder
  1. ben ontlast
  2. bent ontlast
  3. is ontlast
  4. zijn ontlast
  5. zijn ontlast
  6. zijn ontlast
diversen
  1. ontlast!
  2. ontlast!
  3. ontlast
  4. ontlastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontlasten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dispenser de ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen
relâcher ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen bevrijden; in vrijheid stellen; lijntrekken; loslaten; losmaken; ontspannen; relaxen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijlaten; zich vertreden
- poepen

Wiktionary Übersetzungen für ontlasten:

ontlasten