Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. nazeggen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für nazeggen (Niederländisch) ins Französisch

nazeggen:

nazeggen Verb (zeg na, zegt na, zegde na, zegden na, nagezegd)

  1. nazeggen (herhalen; napraten; nabouwen; echoën)
    répéter; redire; résonner; retentir; se faire l'echo de
    • répéter Verb (répète, répètes, répétons, répétez, )
    • redire Verb (redis, redit, redisons, redites, )
    • résonner Verb (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • retentir Verb (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )

Konjugationen für nazeggen:

o.t.t.
  1. zeg na
  2. zegt na
  3. zegt na
  4. zeggen na
  5. zeggen na
  6. zeggen na
o.v.t.
  1. zegde na
  2. zegde na
  3. zegde na
  4. zegden na
  5. zegden na
  6. zegden na
v.t.t.
  1. heb nagezegd
  2. hebt nagezegd
  3. heeft nagezegd
  4. hebben nagezegd
  5. hebben nagezegd
  6. hebben nagezegd
v.v.t.
  1. had nagezegd
  2. had nagezegd
  3. had nagezegd
  4. hadden nagezegd
  5. hadden nagezegd
  6. hadden nagezegd
o.t.t.t.
  1. zal nazeggen
  2. zult nazeggen
  3. zal nazeggen
  4. zullen nazeggen
  5. zullen nazeggen
  6. zullen nazeggen
o.v.t.t.
  1. zou nazeggen
  2. zou nazeggen
  3. zou nazeggen
  4. zouden nazeggen
  5. zouden nazeggen
  6. zouden nazeggen
en verder
  1. ben nagezegd
  2. bent nagezegd
  3. is nagezegd
  4. zijn nagezegd
  5. zijn nagezegd
  6. zijn nagezegd
diversen
  1. zeg na!
  2. zegt na!
  3. nagezegd
  4. nazeggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für nazeggen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
redire echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen hervatten; navertellen; opnieuw beginnen
retentir echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen echoën; galmen; hoorbaar zijn; klateren; kletteren; klingelen; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; rammelen; reflecteren; resoneren; rinkelen; schallen; schetteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; tetteren; tingelen; tinkelen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
répéter echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen de draad weer oppakken; herhalen; hernemen; hervatten; navertellen; oefenen; opnieuw beginnen; repeteren; uitstellen
résonner echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen echoën; galmen; hoorbaar zijn; klank voortbrengen; kletteren; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; naklinken; rammelen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
se faire l'echo de echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen

Wiktionary Übersetzungen für nazeggen:

nazeggen
verb
  1. répéter, dire une même chose plusieurs fois.
  2. redire, dire ce qu’on a déjà dit soi-même.

Cross Translation:
FromToVia
nazeggen répéter; perroqueter parrot — to repeat exactly without showing understanding