Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. huren:
  2. huur:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für huren (Niederländisch) ins Französisch

huren:

huren Verb (huur, huurt, huurde, huurden, gehuurd)

  1. huren (charteren)
    louer; retenir; prendre en location; prendre à bail
    • louer Verb (loue, loues, louons, louez, )
    • retenir Verb (retiens, retient, retenons, retenez, )

Konjugationen für huren:

o.t.t.
  1. huur
  2. huurt
  3. huurt
  4. huren
  5. huren
  6. huren
o.v.t.
  1. huurde
  2. huurde
  3. huurde
  4. huurden
  5. huurden
  6. huurden
v.t.t.
  1. heb gehuurd
  2. hebt gehuurd
  3. heeft gehuurd
  4. hebben gehuurd
  5. hebben gehuurd
  6. hebben gehuurd
v.v.t.
  1. had gehuurd
  2. had gehuurd
  3. had gehuurd
  4. hadden gehuurd
  5. hadden gehuurd
  6. hadden gehuurd
o.t.t.t.
  1. zal huren
  2. zult huren
  3. zal huren
  4. zullen huren
  5. zullen huren
  6. zullen huren
o.v.t.t.
  1. zou huren
  2. zou huren
  3. zou huren
  4. zouden huren
  5. zouden huren
  6. zouden huren
en verder
  1. is gehuurd
  2. zijn gehuurd
diversen
  1. huur!
  2. huurt!
  3. gehuurd
  4. hurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

huren [het ~] Nomen

  1. het huren (in dienst nemen; inhuren)

Übersetzung Matrix für huren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
action de embaucher huren; in dienst nemen; inhuren
action de engager huren; in dienst nemen; inhuren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
louer charteren; huren afhuren; de hemel in prijzen; eerbied bewijzen; eren; hemelhoog prijzen; lofprijzen; ophemelen; pachten; verhuren; verpachten
prendre en location charteren; huren afhuren
prendre à bail charteren; huren pachten
retenir charteren; huren achterhouden; afhouden; aftrekken; bedaren; bedwingen; beet hebben; beheersen; beletten; bemantelen; beteugelen; blijven staan; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; geen afstand doen van; gevangen zetten; handhaven; houden; in bedwang houden; in de cel zetten; in mindering brengen; inhouden; interneren; intomen; isoleren; matigen; naar zich toe trekken; niet laten gaan; onderdrukken; onthouden; opnemen; opslaan; opsluiten; reserveren; stand houden; stilhouden; stilstaan; stoppen; tegenwerken; terughouden; vasthebben; vasthouden; vastzetten; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verrekenen; versluieren; verstoppen; voorbehouden; weerhouden; wegstoppen

Verwandte Wörter für "huren":


Verwandte Definitionen für "huren":

  1. het gebruiken tegen betaling1
    • we hebben deze woning gehuurd1

Wiktionary Übersetzungen für huren:

huren
verb
  1. tegen betaling lenen
huren
verb
  1. engager un salarié, passer avec lui un contrat de travail.
  2. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
huren louer hire — to obtain the services of in return for fixed payment
huren louer rent — to occupy premises in exchange for rent
huren louer mieten — (transitiv): gegen Bezahlung für eine bestimmte Zeit zur Benutzung überlassen bekommen

huren form of huur:

huur [de ~] Nomen

  1. de huur (huursom; huurprijs; huishuur)
    le loyer; le prix de location; la location

Übersetzung Matrix für huur:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
location huishuur; huur; huurprijs; huursom huren van persoon; inhuren; leasing; plaatsbespreking; reservering; verhuring; verhuur; voorbespreking; voorverkoop
loyer huishuur; huur; huurprijs; huursom kamerhuur; pacht
prix de location huishuur; huur; huurprijs; huursom pacht

Verwandte Wörter für "huur":


Wiktionary Übersetzungen für huur:

huur
noun
  1. prix de la location d’une maison ou d’un appartement.

Cross Translation:
FromToVia
huur loyer; bail Miete — das für die (zeitweilige) Nutzung beziehungsweise Überlassung bestimmter Einrichtungen (vor allem Wohnungen oder Ähnlichem), Gegenständen oder Dienstleistungen zu zahlende Entgelt
huur loyer rent — payment made by a tenant

Verwandte Übersetzungen für huren