Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. corrumperen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für corrumperen (Niederländisch) ins Französisch

corrumperen:

corrumperen Verb (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)

  1. corrumperen (verderven)
    corrompre; ruiner; gâcher
    • corrompre Verb (corromps, corromp, corrompons, corrompez, )
    • ruiner Verb (ruine, ruines, ruinons, ruinez, )
    • gâcher Verb (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
  2. corrumperen (omkopen)
    corrompre; acheter
    • corrompre Verb (corromps, corromp, corrompons, corrompez, )
    • acheter Verb (achète, achètes, achetons, achetez, )

Konjugationen für corrumperen:

o.t.t.
  1. corrumpeer
  2. corrumpeert
  3. corrumpeert
  4. corrumperen
  5. corrumperen
  6. corrumperen
o.v.t.
  1. corrumpeerde
  2. corrumpeerde
  3. corrumpeerde
  4. corrumpeerden
  5. corrumpeerden
  6. corrumpeerden
v.t.t.
  1. heb gecorrumpeerd
  2. hebt gecorrumpeerd
  3. heeft gecorrumpeerd
  4. hebben gecorrumpeerd
  5. hebben gecorrumpeerd
  6. hebben gecorrumpeerd
v.v.t.
  1. had gecorrumpeerd
  2. had gecorrumpeerd
  3. had gecorrumpeerd
  4. hadden gecorrumpeerd
  5. hadden gecorrumpeerd
  6. hadden gecorrumpeerd
o.t.t.t.
  1. zal corrumperen
  2. zult corrumperen
  3. zal corrumperen
  4. zullen corrumperen
  5. zullen corrumperen
  6. zullen corrumperen
o.v.t.t.
  1. zou corrumperen
  2. zou corrumperen
  3. zou corrumperen
  4. zouden corrumperen
  5. zouden corrumperen
  6. zouden corrumperen
diversen
  1. corrumpeer!
  2. corrumpeert!
  3. gecorrumpeerd
  4. corrumperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für corrumperen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acheter corrumperen; omkopen aankopen; aanschaffen; afkopen; kopen; opkopen; overnemen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden; verkrijgen; verwerven
corrompre corrumperen; omkopen; verderven bederven; rotten; stukmaken; verbroddelen; vergaan; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verrotten; verzieken; wegrotten
gâcher corrumperen; verderven aanklooien; aanrommelen; aanrotzooien; bederven; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; ontbinden; prutsen; rotten; rotzooien; scharrelen; schiften; stukmaken; stuntelen; verboemelen; verbrassen; verbroddelen; verdoen; vergaan; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verloederen; verpesten; verprutsen; verrotten; verslonzen; verspillen; verteren; verzieken; verzuren; wegrotten; zuur worden
ruiner corrumperen; verderven afbreken; bederven; in de war sturen; nekken; ruineren; ruïneren; slopen; stukmaken; te gronde richten; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; vernielen; vernietigen; verpesten; verwoesten; verzieken