Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. concipiëren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für concipiëren (Niederländisch) ins Französisch

concipiëren:

concipiëren Verb (concipieer, concipieert, concipieerde, concipieerden, geconcipieerd)

  1. concipiëren
    concevoir; dessiner
    • concevoir Verb (conçois, conçoit, concevons, concevez, )
    • dessiner Verb (dessine, dessines, dessinons, dessinez, )

Konjugationen für concipiëren:

o.t.t.
  1. concipieer
  2. concipieert
  3. concipieert
  4. concipiëren
  5. concipiëren
  6. concipiëren
o.v.t.
  1. concipieerde
  2. concipieerde
  3. concipieerde
  4. concipieerden
  5. concipieerden
  6. concipieerden
v.t.t.
  1. heb geconcipieerd
  2. hebt geconcipieerd
  3. heeft geconcipieerd
  4. hebben geconcipieerd
  5. hebben geconcipieerd
  6. hebben geconcipieerd
v.v.t.
  1. had geconcipieerd
  2. had geconcipieerd
  3. had geconcipieerd
  4. hadden geconcipieerd
  5. hadden geconcipieerd
  6. hadden geconcipieerd
o.t.t.t.
  1. zal concipiëren
  2. zult concipiëren
  3. zal concipiëren
  4. zullen concipiëren
  5. zullen concipiëren
  6. zullen concipiëren
o.v.t.t.
  1. zou concipiëren
  2. zou concipiëren
  3. zou concipiëren
  4. zouden concipiëren
  5. zouden concipiëren
  6. zouden concipiëren
diversen
  1. concipieer!
  2. concipieert!
  3. geconcipieerd
  4. concipiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für concipiëren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
concevoir concipiëren begrijpen; beramen; beseffen; doorzien; doorzien hebben; in het leven roepen; inzien; maken; met het verstand vatten; onderkennen; ontwerpen; plannen; ramen; realiseren; schatten; scheppen; snappen; taxeren; verstaan
dessiner concipiëren afbeelden; krabbelen; ontwerpen; portretteren; schilderen; tekenen; uittekenen