Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. bekladden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bekladden (Niederländisch) ins Französisch

bekladden:

bekladden Verb (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)

  1. bekladden (bevuilen; besmeren; bevlekken; bemorsen)
    beurrer; faire des taches; barbouiller; souiller; graisser; salir; tacher; enduire
    • beurrer Verb (beurre, beurres, beurrons, beurrez, )
    • barbouiller Verb (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • souiller Verb (souille, souilles, souillons, souillez, )
    • graisser Verb (graisse, graisses, graissons, graissez, )
    • salir Verb (salis, salit, salissons, salissez, )
    • tacher Verb (tache, taches, tachons, tachez, )
    • enduire Verb (enduis, enduit, enduisons, enduisez, )

Konjugationen für bekladden:

o.t.t.
  1. beklad
  2. bekladt
  3. bekladt
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
o.v.t.
  1. bekladde
  2. bekladde
  3. bekladde
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
v.t.t.
  1. heb beklad
  2. hebt beklad
  3. heeft beklad
  4. hebben beklad
  5. hebben beklad
  6. hebben beklad
v.v.t.
  1. had beklad
  2. had beklad
  3. had beklad
  4. hadden beklad
  5. hadden beklad
  6. hadden beklad
o.t.t.t.
  1. zal bekladden
  2. zult bekladden
  3. zal bekladden
  4. zullen bekladden
  5. zullen bekladden
  6. zullen bekladden
o.v.t.t.
  1. zou bekladden
  2. zou bekladden
  3. zou bekladden
  4. zouden bekladden
  5. zouden bekladden
  6. zouden bekladden
diversen
  1. beklad!
  2. bekladt!
  3. beklad
  4. bekladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bekladden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
barbouiller bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen aanrommelen; aanrotzooien; kalken; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip
beurrer bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen beboteren
enduire bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen insmeren; plamuren
faire des taches bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen kladden; knoeien; morsen; vlekken
graisser bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren
salir bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen afgeven; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; kladden; knoeien; morsen; ontluisteren; smerig worden; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vies worden; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
souiller bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen aansteken; besmetten; besmeuren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; een smet werpen op; infecteren; ontluisteren; vergiftigen; verontreinigen; verpesten; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
tacher bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen afgeven; bevlekken; bevuilen; kladden; knoeien; morsen; smetten; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken

Wiktionary Übersetzungen für bekladden:


Cross Translation:
FromToVia
bekladden salir; avilir besmirch — To tarnish; to debase