Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. afmarcheren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afmarcheren (Niederländisch) ins Französisch

afmarcheren:

afmarcheren Verb

  1. afmarcheren (laten inrukken)
    renvoyer; expédier; se retirer; se mettre en marche; rompre les rangs
    • renvoyer Verb (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • expédier Verb (expédie, expédies, expédions, expédiez, )
    • se retirer Verb

Übersetzung Matrix für afmarcheren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
expédier afmarcheren; laten inrukken geld overmaken; opsturen; overboeken; overschrijven; overzenden; posten; sturen; toezenden; versturen; verwijzen naar; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
renvoyer afmarcheren; laten inrukken afnemen; afschepen; afschrikken; afwimpelen; afzonderen; bang maken; ecarteren; echoën; galmen; lichten; omruilen; omwisselen; ontheffen; ontslaan; opschorten; opschuiven; opsturen; pasporteren; posten; reflecteren; rekken; resoneren; restitueren; retourneren; ruilen; schallen; sturen; terugbrengen; teruggeven; terugkaatsen; terugsturen; terugzenden; toewerpen; toezenden; uitstellen; uitsturen; verdagen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; vertragen; vervreemden; verwijderen; verwijzen naar; verwisselen; verzenden; voor zich uitschuiven; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerspiegelen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden; wisselen
rompre les rangs afmarcheren; laten inrukken
se mettre en marche afmarcheren; laten inrukken beginnen; intreden; inzetten; op gang komen
se retirer afmarcheren; laten inrukken afrollen; aftreden; heengaan; inrukken; ontrollen; ontslag nemen; op de achtergrond treden; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; terugtreden; terugtrekken; uitrollen; uittreden; verlaten; vertrekken; zich terugtrekken; zich verwijderen