Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. flodderen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für flodderen (Niederländisch) ins Französisch

flodderen:

flodderen Verb (flodder, floddert, flodderde, flodderden, geflodderd)

  1. flodderen
    farfouiller; faire n'importe quoi
    • farfouiller Verb (farfouille, farfouilles, farfouillons, farfouillez, )

Konjugationen für flodderen:

o.t.t.
  1. flodder
  2. floddert
  3. floddert
  4. flodderen
  5. flodderen
  6. flodderen
o.v.t.
  1. flodderde
  2. flodderde
  3. flodderde
  4. flodderden
  5. flodderden
  6. flodderden
v.t.t.
  1. heb geflodderd
  2. hebt geflodderd
  3. heeft geflodderd
  4. hebben geflodderd
  5. hebben geflodderd
  6. hebben geflodderd
v.v.t.
  1. had geflodderd
  2. had geflodderd
  3. had geflodderd
  4. hadden geflodderd
  5. hadden geflodderd
  6. hadden geflodderd
o.t.t.t.
  1. zal flodderen
  2. zult flodderen
  3. zal flodderen
  4. zullen flodderen
  5. zullen flodderen
  6. zullen flodderen
o.v.t.t.
  1. zou flodderen
  2. zou flodderen
  3. zou flodderen
  4. zouden flodderen
  5. zouden flodderen
  6. zouden flodderen
diversen
  1. flodder!
  2. floddert!
  3. geflodderd
  4. flodderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für flodderen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faire n'importe quoi flodderen aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip
farfouiller flodderen aanrommelen; aanrotzooien; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; knoeien; rommelen; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip

Wiktionary Übersetzungen für flodderen:

flodderen
Cross Translation:
FromToVia
flodderen patauger; marcher waten — (intransitiv) im Wasser oder auf nachgebendem Untergrund langsam gehen, wobei die Beine bei jedem Schritt nacheinander angehoben werden