Niederländisch

Detailübersetzungen für standhouden (Niederländisch) ins Französisch

standhouden:

standhouden Verb (houd stand, houdt stand, hield stand, hielden stand, standgehouden)

  1. standhouden (volharden; volhouden; doorzetten; doorgaan)
    persévérer; persister; supporter; continuer; entretenir; tenir le coup; résister; endurer; laisser continuer; faire durer; tenir jusqu'au bout
    • persévérer Verb (persévère, persévères, persévérons, persévérez, )
    • persister Verb (persiste, persistes, persistons, persistez, )
    • supporter Verb (supporte, supportes, supportons, supportez, )
    • continuer Verb (continue, continues, continuons, continuez, )
    • entretenir Verb (entretiens, entretient, entretenons, entretenez, )
    • résister Verb (résiste, résistes, résistons, résistez, )
    • endurer Verb (endure, endures, endurons, endurez, )
  2. standhouden (zich staande houden)

Konjugationen für standhouden:

o.t.t.
  1. houd stand
  2. houdt stand
  3. houdt stand
  4. houden stand
  5. houden stand
  6. houden stand
o.v.t.
  1. hield stand
  2. hield stand
  3. hield stand
  4. hielden stand
  5. hielden stand
  6. hielden stand
v.t.t.
  1. heb standgehouden
  2. hebt standgehouden
  3. heeft standgehouden
  4. hebben standgehouden
  5. hebben standgehouden
  6. hebben standgehouden
v.v.t.
  1. had standgehouden
  2. had standgehouden
  3. had standgehouden
  4. hadden standgehouden
  5. hadden standgehouden
  6. hadden standgehouden
o.t.t.t.
  1. zal standhouden
  2. zult standhouden
  3. zal standhouden
  4. zullen standhouden
  5. zullen standhouden
  6. zullen standhouden
o.v.t.t.
  1. zou standhouden
  2. zou standhouden
  3. zou standhouden
  4. zouden standhouden
  5. zouden standhouden
  6. zouden standhouden
en verder
  1. ben standgehouden
  2. bent standgehouden
  3. is standgehouden
  4. zijn standgehouden
  5. zijn standgehouden
  6. zijn standgehouden
diversen
  1. houd stand!
  2. houdt stand!
  3. standgehouden
  4. standhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für standhouden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
supporter aanhanger; fan; supporter; voorstander
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
continuer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; avanceren; continueren; daarnaast doen; doorgaan; doorlopen; doorstaan; dragen; dulden; een stapje verder gaan; harden; prolongeren; uithouden; uitzingen; verder doen; verder lopen; verdergaan; verdragen; verduren; vervolgen; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
endurer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; lijden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; voortbestaan; voortduren
entretenir doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden behouden; financieel steunen; in stand houden; knaphouden; nethouden; onderhouden; schoonhouden
faire durer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden bestendigen; een stapje verder gaan; verdergaan
laisser continuer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden een stapje verder gaan; verdergaan
persister doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verder lopen; verdergaan; verdragen; verduren; vervolgen; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
persévérer doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doordouwen; doorduwen; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden; voortbestaan; voortduren
résister doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; afweren; iets weerstaan; verdedigen; verweren; verzet tonen; voortbestaan; voortduren; weerstaan; weren; zich verzetten
se maintenir standhouden; zich staande houden handhaven; stand houden
supporter doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doorleven; doorstaan; dragen; dulden; gedogen; harden; lijden; tolereren; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir bon standhouden; zich staande houden
tenir ferme standhouden; zich staande houden
tenir jusqu'au bout doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden aanhouden; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden; voortbestaan; voortduren
tenir le choc standhouden; zich staande houden
tenir le coup doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden; zich staande houden aanhouden; doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; voortbestaan; voortduren


stand houden:

stand houden Verb

  1. stand houden (handhaven)
    maintenir; se maintenir; garder; retenir; conserver
    • maintenir Verb (maintiens, maintient, maintenons, maintenez, )
    • garder Verb (garde, gardes, gardons, gardez, )
    • retenir Verb (retiens, retient, retenons, retenez, )
    • conserver Verb (conserve, conserves, conservons, conservez, )

Übersetzung Matrix für stand houden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
conserver handhaven; stand houden balsemen; behoeden; behouden; beschermen; bewaren; bijeenzamelen; conserveren; deponeren; financieel steunen; gevangen zetten; in bescherming nemen; in blik conserveren; in de cel zetten; in stand houden; inbalsemen; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; instandhouden; interneren; inzouten; isoleren; onderhouden; opeenhopen; oppotten; opslaan; opsluiten; opzouten; sparen; vastzetten; verduurzamen; vergaren; verzamelen
garder handhaven; stand houden achterhouden; behoeden; behouden; beschermen; beveiligen; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; geen afstand doen van; gevangen zetten; hoeden; houden; in bescherming nemen; in de cel zetten; inhouden; interneren; isoleren; leggen; neerleggen; niet laten gaan; openhouden; opsluiten; opzij leggen; patrouilleren; plaatsen; reserveren; surveilleren; toezicht houden; toezien; van alarm voorzien; vasthouden; vastzetten; voorbehouden; vrijhouden; wegleggen; wegzetten
maintenir handhaven; stand houden beethouden; behoeden; behouden; beschermen; bestendigen; bewaren; conserveren; doorstaan; dragen; dulden; harden; hooghouden; in bescherming nemen; in de hoogte houden; instandhouden; niet terugnemen; omhooghouden; ophouden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden
retenir handhaven; stand houden achterhouden; afhouden; aftrekken; bedaren; bedwingen; beet hebben; beheersen; beletten; bemantelen; beteugelen; blijven staan; charteren; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; geen afstand doen van; gevangen zetten; houden; huren; in bedwang houden; in de cel zetten; in mindering brengen; inhouden; interneren; intomen; isoleren; matigen; naar zich toe trekken; niet laten gaan; onderdrukken; onthouden; opnemen; opslaan; opsluiten; reserveren; stilhouden; stilstaan; stoppen; tegenwerken; terughouden; vasthebben; vasthouden; vastzetten; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verrekenen; versluieren; verstoppen; voorbehouden; weerhouden; wegstoppen
se maintenir handhaven; stand houden standhouden; zich staande houden