Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. marmer:
  2. marmeren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für marmer (Niederländisch) ins Französisch

marmer:

marmer Adjektiv

  1. marmer
    de marbre

Übersetzung Matrix für marmer:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
de marbre marmer

Wiktionary Übersetzungen für marmer:

marmer
noun
  1. een fijnkorrelige getransformeerde kalksteen dat gepolijst gebruikt wordt in de bouw- en de beeldhouwkunst
marmer
noun
  1. Sorte de pierre calcaire

Cross Translation:
FromToVia
marmer marbre marble — crystalline limestone

marmer form of marmeren:

marmeren Verb (marmer, marmert, marmerde, marmerden, gemarmerd)

  1. marmeren
    marbrer
    • marbrer Verb (marbre, marbres, marbrons, marbrez, )

Konjugationen für marmeren:

o.t.t.
  1. marmer
  2. marmert
  3. marmert
  4. marmeren
  5. marmeren
  6. marmeren
o.v.t.
  1. marmerde
  2. marmerde
  3. marmerde
  4. marmerden
  5. marmerden
  6. marmerden
v.t.t.
  1. heb gemarmerd
  2. hebt gemarmerd
  3. heeft gemarmerd
  4. hebben gemarmerd
  5. hebben gemarmerd
  6. hebben gemarmerd
v.v.t.
  1. had gemarmerd
  2. had gemarmerd
  3. had gemarmerd
  4. hadden gemarmerd
  5. hadden gemarmerd
  6. hadden gemarmerd
o.t.t.t.
  1. zal marmeren
  2. zult marmeren
  3. zal marmeren
  4. zullen marmeren
  5. zullen marmeren
  6. zullen marmeren
o.v.t.t.
  1. zou marmeren
  2. zou marmeren
  3. zou marmeren
  4. zouden marmeren
  5. zouden marmeren
  6. zouden marmeren
diversen
  1. marmer!
  2. marmert!
  3. gemarmerd
  4. marmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für marmeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
marbrer marmeren