Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. bekoren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bekoren (Niederländisch) ins Französisch

bekoren:

bekoren Verb (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)

  1. bekoren (bevallen)
    plaire; attirer; séduire; enchanter; envoûter; enjôler; charmer
    • plaire Verb (plais, plaît, plaisons, plaisez, )
    • attirer Verb (attire, attires, attirons, attirez, )
    • séduire Verb (séduis, séduit, séduisons, séduisez, )
    • enchanter Verb (enchante, enchantes, enchantons, enchantez, )
    • envoûter Verb (envoûte, envoûtes, envoûtons, envoûtez, )
    • enjôler Verb (enjôle, enjôles, enjôlons, enjôlez, )
    • charmer Verb (charme, charmes, charmons, charmez, )

Konjugationen für bekoren:

o.t.t.
  1. bekoor
  2. bekoort
  3. bekoort
  4. bekoren
  5. bekoren
  6. bekoren
o.v.t.
  1. bekoorde
  2. bekoorde
  3. bekoorde
  4. bekoorden
  5. bekoorden
  6. bekoorden
v.t.t.
  1. heb bekoord
  2. hebt bekoord
  3. heeft bekoord
  4. hebben bekoord
  5. hebben bekoord
  6. hebben bekoord
v.v.t.
  1. had bekoord
  2. had bekoord
  3. had bekoord
  4. hadden bekoord
  5. hadden bekoord
  6. hadden bekoord
o.t.t.t.
  1. zal bekoren
  2. zult bekoren
  3. zal bekoren
  4. zullen bekoren
  5. zullen bekoren
  6. zullen bekoren
o.v.t.t.
  1. zou bekoren
  2. zou bekoren
  3. zou bekoren
  4. zouden bekoren
  5. zouden bekoren
  6. zouden bekoren
diversen
  1. bekoor!
  2. bekoort!
  3. bekoord
  4. bekorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekoren [znw.] Nomen

  1. bekoren (aantrekken; charmeren)
    l'attrait; le charme; la séduction

Übersetzung Matrix für bekoren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
attrait aantrekken; bekoren; charmeren aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekken; aantrekking; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; charme; fascinatie; gratie; lokroep; loktoon; straktrekken; verleidelijkheid
charme aantrekken; bekoren; charmeren aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekking; aantrekkingskracht; aanvechting; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; bevalligheid; charme; fascinatie; gratie; lieflijkheid; lieftalligheid; lokken; seductie; temptatie; verleiden; verleiding; verlokking; verovering; verrukkelijkheid; verzoeking
séduction aantrekken; bekoren; charmeren aanvechting; begeerlijkheid; bekoring; lokken; seductie; temptatie; verleidelijkheid; verleiden; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
attirer bekoren; bevallen aanlokken; aantrekken; frapperen; gunst winnen; lokken; meelokken; rekruteren; ronselen; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
charmer bekoren; bevallen beheksen; betoveren; gunst winnen; verleiden
enchanter bekoren; bevallen beheksen; betoveren; blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
enjôler bekoren; bevallen afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; begoochelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
envoûter bekoren; bevallen
plaire bekoren; bevallen aanstaan; behagen; believen; bevallen; gelieven; goeddunken; koketteren; plezieren
séduire bekoren; bevallen aanlokken; gunst winnen; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
attirer verlokken

Wiktionary Übersetzungen für bekoren: