Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. verlegenheid:
  2. verlegen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verlegenheid (Niederländisch) ins Französisch

verlegenheid:

verlegenheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de verlegenheid (gêne; schroom; gegeneerdheid)
    l'embarras; la gêne
  2. de verlegenheid (bedeesdheid; timiditeit; schroom; geslotenheid; schuwheid)
    la gêne; la réserve; l'embarras; la timidité

Übersetzung Matrix für verlegenheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
embarras bedeesdheid; gegeneerdheid; geslotenheid; gêne; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid beschaamdheid; drukte; ergernis; gedoe; hinder; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheid; obstructie; omhaal; ongemak; ongerief; overlast; penarie; probleem; problemen; rompslomp; schaamte; schaamtegevoel; sores; veel gedoe; verstopping in het lichaam; zorgen
gêne bedeesdheid; gegeneerdheid; geslotenheid; gêne; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid belemmering; beletsel; ergernis; hinder; hindernis; klip; obstakel; obstructie; ongemak; ongerief; overlast; storing; verstopping in het lichaam
réserve bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid afgifte; bergplaats; bezorging; depot; geleverde; gematigdheid; gereserveerdheid; ingetogenheid; leverantie; levering; magazijn; matigheid; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; reservaat; stemmigheid; terughoudendheid; voorbehoud; voorraadmagazijn; voorraadschuur; warenhuis; wildpark; zedigheid
timidité bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid beschroomdheid; bleuheid; eenkennigheid; schroom; schroomvalligheid; schuchterheid; schuwheid

Verwandte Wörter für "verlegenheid":


Wiktionary Übersetzungen für verlegenheid:

verlegenheid
noun
  1. Ce qui embarrasse ou résultat de l’action d’embarrasser.

Cross Translation:
FromToVia
verlegenheid embarrassé; gêné embarrassed — Having a feeling of shameful discomfort
verlegenheid embarras embarrassment — state of discomfort

verlegen:

verlegen Adjektiv

  1. verlegen (timide; schuchter; bedeesd; )

Übersetzung Matrix für verlegen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
timoré angsthaas; bangerd; bangerik; hazenpoot
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
complexé bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen
craintif bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen angstig; bang; bevreesd; in angst; kopschuw; schichtig; schrikachtig; schuw; verschrikt; vreesachtig
d'un air embarrassé bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen
embarrassé bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen beschaamd; gegeneerd; krukkig; onbeholpen; ongemakkelijk; onhandig; opgelaten; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
farouche bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen kopschuw; ongetemd; ruig; ruw; schuw; wild; woest
gêné bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen gegeneerd; krap bij kas; oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk; onthand
inhibé bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen geremd; ingehouden
timide bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen geremd; ingehouden; schichtig; schrikachtig; vreesachtig
timoré bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen angstig; bang; bevreesd; in angst; schichtig; schrikachtig; verschrikt; vreesachtig

Verwandte Wörter für "verlegen":


Antonyme für "verlegen":


Verwandte Definitionen für "verlegen":

  1. onzeker tegenover anderen1
    • ze was zo verlegen dat ze niets durfde te zeggen1

Wiktionary Übersetzungen für verlegen:

verlegen
Cross Translation:
FromToVia
verlegen décontenancé; confus abashed — embarrassed
verlegen timide bashful — inclined to avoid notice
verlegen timide coy — bashful, shy
verlegen coi coy — archaic: quiet, reserved, modest
verlegen apeuré; timide shy — easily frightened
verlegen embarrassé shy — embarrassed
verlegen timoré; timorée; craintif; craintive timorous — fearful, timid
verlegen gêné betreten — peinlich berührt