Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. obsederen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für obsederen (Niederländisch) ins Spanisch

obsederen:

obsederen Verb (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)

  1. obsederen

Konjugationen für obsederen:

o.t.t.
  1. obsedeer
  2. obsedeert
  3. obsedeert
  4. obsederen
  5. obsederen
  6. obsederen
o.v.t.
  1. obsedeerde
  2. obsedeerde
  3. obsedeerde
  4. obsedeerden
  5. obsedeerden
  6. obsedeerden
v.t.t.
  1. ben geobsedeerd
  2. bent geobsedeerd
  3. is geobsedeerd
  4. zijn geobsedeerd
  5. zijn geobsedeerd
  6. zijn geobsedeerd
v.v.t.
  1. was geobsedeerd
  2. was geobsedeerd
  3. was geobsedeerd
  4. waren geobsedeerd
  5. waren geobsedeerd
  6. waren geobsedeerd
o.t.t.t.
  1. zal obsederen
  2. zult obsederen
  3. zal obsederen
  4. zullen obsederen
  5. zullen obsederen
  6. zullen obsederen
o.v.t.t.
  1. zou obsederen
  2. zou obsederen
  3. zou obsederen
  4. zouden obsederen
  5. zouden obsederen
  6. zouden obsederen
diversen
  1. obsedeer!
  2. obsedeert!
  3. geobsedeerd
  4. obsederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für obsederen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
fascinar aantrekken; bekoren; charmeren
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
coger obsederen aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
despertar curiosidad obsederen
enredar obsederen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; compliceren; ingewikkeld maken; intrigeren; konkelen; kuipen; moeilijk maken; neppen; omlijnen; oppoken; opstoken; poken; sjoemelen; stoken; verwikkelen
fascinar obsederen beheksen; bekoren; betoveren; betrappen; bevallen; boeien; fascineren; intrigeren; snappen
intrigar obsederen benieuwen; boeien; fascineren; intrigeren; konkelen; kuipen
obsesionar obsederen
tomar obsederen aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; inspecteren; ketenen; keuren; kluisteren; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; schouwen; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen

Wiktionary Übersetzungen für obsederen:

obsederen
verb
  1. in buitensporige, ziekelijke mate boeien

Cross Translation:
FromToVia
obsederen obsesionar obséderimportuner, excéder quelqu’un par ses assiduités, par ses démarches.