Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. kiepen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kiepen (Niederländisch) ins Spanisch

kiepen:

kiepen Verb (kiep, kiept, kiepte, kiepten, gekiept)

  1. kiepen (tuimelen; vallen; flikkeren; kieperen; kelderen)
  2. kiepen (omver kiepen; kantelen; dompen)

Konjugationen für kiepen:

o.t.t.
  1. kiep
  2. kiept
  3. kiept
  4. kiepen
  5. kiepen
  6. kiepen
o.v.t.
  1. kiepte
  2. kiepte
  3. kiepte
  4. kiepten
  5. kiepten
  6. kiepten
v.t.t.
  1. heb gekiept
  2. hebt gekiept
  3. heeft gekiept
  4. hebben gekiept
  5. hebben gekiept
  6. hebben gekiept
v.v.t.
  1. had gekiept
  2. had gekiept
  3. had gekiept
  4. hadden gekiept
  5. hadden gekiept
  6. hadden gekiept
o.t.t.t.
  1. zal kiepen
  2. zult kiepen
  3. zal kiepen
  4. zullen kiepen
  5. zullen kiepen
  6. zullen kiepen
o.v.t.t.
  1. zou kiepen
  2. zou kiepen
  3. zou kiepen
  4. zouden kiepen
  5. zouden kiepen
  6. zouden kiepen
en verder
  1. is gekiept
diversen
  1. kiep!
  2. kiept!
  3. gekiept
  4. kiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kiepen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
derribar doodschieten; neerleggen; neerschieten
volcar kapseizen; tuimelen; vallen
voltear tuimelen; vallen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dar vueltas flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen buitelen; cirkelen; de ronde doen; draaien; duikelen; duizelen; in de war maken; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; rondgaan; rondtollen; roteren; tollen; verrollen; wentelen; wervelen; wielen; zwieren
derribar dompen; kantelen; kiepen; omver kiepen afbreken; begeven; bomen kappen; breken; deponeren; flippen; hakken; houwen; iets afbreken; inhakken; inhouwen; kappen; leggen; naar beneden werpen; neerhalen; neerleggen; neersabelen; neerschieten; neerslaan; neerwerpen; neerzetten; omduwen; omgooien; omhakken; omkiepen; omkieperen; omlaag werpen; omslaan; omstoten; omvergooien; omverhalen; omverrukken; omverstoten; omvertrekken; omverwerpen; omwerpen; onderuit halen; onderuithalen; overhoopschieten; plaatsen; ruineren; slopen; smijten; stationeren; ten val brengen; uit elkaar halen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vellen; vernielen; vernietigen; verwoesten; vlakken; vloeren; wegvagen; wegvegen; wippen; wissen; zetten
volcar dompen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omver kiepen; tuimelen; vallen kantelen; kapseizen; omkantelen; omklappen; omverrukken; onderuitgaan; op zijn bek gaan; over een kant vallen; overkiepen; ten val komen; vallen
voltear dompen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omver kiepen; tuimelen; vallen omklappen; omrollen; omvallen; omvervallen; omwentelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; spiegelen; ten val komen; vallen

Verwandte Übersetzungen für kiepen