Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für dwarsliggen (Niederländisch) ins Spanisch

dwarsliggen:

dwarsliggen Verb (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)

  1. dwarsliggen (dwarsbomen; tegenwerken)

Konjugationen für dwarsliggen:

o.t.t.
  1. lig dwars
  2. ligt dwars
  3. ligt dwars
  4. liggen dwars
  5. liggen dwars
  6. liggen dwars
o.v.t.
  1. lag dwars
  2. lag dwars
  3. lag dwars
  4. lagen dwars
  5. lagen dwars
  6. lagen dwars
v.t.t.
  1. heb dwarsgelegen
  2. hebt dwarsgelegen
  3. heeft dwarsgelegen
  4. hebben dwarsgelegen
  5. hebben dwarsgelegen
  6. hebben dwarsgelegen
v.v.t.
  1. had dwarsgelegen
  2. had dwarsgelegen
  3. had dwarsgelegen
  4. hadden dwarsgelegen
  5. hadden dwarsgelegen
  6. hadden dwarsgelegen
o.t.t.t.
  1. zal dwarsliggen
  2. zult dwarsliggen
  3. zal dwarsliggen
  4. zullen dwarsliggen
  5. zullen dwarsliggen
  6. zullen dwarsliggen
o.v.t.t.
  1. zou dwarsliggen
  2. zou dwarsliggen
  3. zou dwarsliggen
  4. zouden dwarsliggen
  5. zouden dwarsliggen
  6. zouden dwarsliggen
diversen
  1. lig dwars!
  2. ligt dwars!
  3. dwarsgelegen
  4. dwarsliggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dwarsliggen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
contrarrestar afdammen; indammen; tegengaan
dificultar belemmeren; beperken
estorbar belemmeren; beperken
obstaculizar belemmeren; beperken
parar verblijven
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
contrariar dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken dwarszitten; harrewarren; op zijn hart hebben
contrarrestar dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken
dificultar dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken bemoeilijken; hinderen; lastig maken; moeilijker maken; onmogelijk maken; storen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; weerstreven; zwaarder maken
estorbar dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken bemoeilijken; hinderen; kwaad doen; moeilijker maken; nadelig zijn; onmogelijk maken; schaden; storen; verhinderen; zwaarder maken
hacer la contra dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken
llevar la contraria dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken
malograr dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken achteruitgaan; afbreken; bederven; degenereren; in de war sturen; nekken; ruineren; ruïneren; slopen; verderven; vernielen; vernietigen; verprutsen; verwoesten; verworden; verzieken
obstaculizar dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken barricaderen; belemmeren; beletten; doen mislukken; een stokje steken voor; kazen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; verijdelen; versperren; voorkomen; voorkómen; weerstreven
parar dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afhaken; afkijken; afsluiten; afvallen; afwenden; afwentelen; afweren; afzeggen; afzetten; afzien van; beëindigen; doen stoppen; een einde maken aan; eindigen; ergens zijn; ermee uitscheiden; eruitstappen; halt houden; opgeven; ophouden; pareren; remmen; spieken; staken; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen; tot stilstand brengen; uitscheiden; weghouden; weren; zich ophouden