Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bluf:
  2. bluffen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bluf (Niederländisch) ins Spanisch

bluf:

bluf [de ~ (m)] Nomen

  1. de bluf
    el estridencia; el fanfarronería; la majaderías; el chirrido; la fanfarronada; la baladronada; la bravata; la vanagloria; la jactancia; la fanfarria; la fanfarronadas

Übersetzung Matrix für bluf:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
baladronada bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
bravata bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
chirrido bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gekrab; gekras; gepiep; gepoch; geschetter; getjilp; getrompetter; grootspraak; krassen; opschepperij; snoeverij
estridencia bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; geschetter; getrompetter; grootspraak; opschepperij; schelheid; snoeverij
fanfarria bluf blaaskapel; branie; dikdoenerij; fanfare; fanfarekorps; gebluf; gebral; gepoch; geschetter; getrompetter; grootspraak; harmonie; kapel; muziekkorps; opschepperij; snoeverij
fanfarronada bluf branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
fanfarronadas bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
fanfarronería bluf aanstellerij; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij; toneel
jactancia bluf branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
majaderías bluf achterklap; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; geklap; geklep; geklets; gepoch; geroddel; grootspraak; klap; klets; opschepperij; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; snoeverij
vanagloria bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij

Verwandte Wörter für "bluf":


bluf form of bluffen:

bluffen Verb (bluf, bluft, blufte, bluften, gebluft)

  1. bluffen

Konjugationen für bluffen:

o.t.t.
  1. bluf
  2. bluft
  3. bluft
  4. bluffen
  5. bluffen
  6. bluffen
o.v.t.
  1. blufte
  2. blufte
  3. blufte
  4. bluften
  5. bluften
  6. bluften
v.t.t.
  1. heb gebluft
  2. hebt gebluft
  3. heeft gebluft
  4. hebben gebluft
  5. hebben gebluft
  6. hebben gebluft
v.v.t.
  1. had gebluft
  2. had gebluft
  3. had gebluft
  4. hadden gebluft
  5. hadden gebluft
  6. hadden gebluft
o.t.t.t.
  1. zal bluffen
  2. zult bluffen
  3. zal bluffen
  4. zullen bluffen
  5. zullen bluffen
  6. zullen bluffen
o.v.t.t.
  1. zou bluffen
  2. zou bluffen
  3. zou bluffen
  4. zouden bluffen
  5. zouden bluffen
  6. zouden bluffen
diversen
  1. bluf!
  2. bluft!
  3. gebluft
  4. bluffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bluffen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fanfarronear bluffen brallen

Verwandte Wörter für "bluffen":


Wiktionary Übersetzungen für bluffen:


Cross Translation:
FromToVia
bluffen petate bluff — act of bluffing