Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. binnengevallen:
  2. binnenvallen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für binnengevallen (Niederländisch) ins Spanisch

binnengevallen:

binnengevallen Adjektiv

  1. binnengevallen (langsgekomen)
    pasado; pasado por

Übersetzung Matrix für binnengevallen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pasado verleden
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pasado binnengevallen; langsgekomen af; afgedaan; afgelopen; armoedig; beëindigd; doorgegeven; eerder; flodderig; gereed; geëindigd; haveloos; ingehaald; klaar; over; overschreden; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; uit; verder gegeven; verleden; verlopen; verstreken; vervallen; voltooid; voorbij; voorbij gestreefd; voordien; voorgevallen; voorheen; vorig; vroeger
pasado por binnengevallen; langsgekomen

binnenvallen:

binnenvallen Verb (val binnen, valt binnen, viel binnen, vielen binnen, binnengevallen)

  1. binnenvallen (binnendringen; invallen)
  2. binnenvallen (onverwachts langskomen)

Konjugationen für binnenvallen:

o.t.t.
  1. val binnen
  2. valt binnen
  3. valt binnen
  4. vallen binnen
  5. vallen binnen
  6. vallen binnen
o.v.t.
  1. viel binnen
  2. viel binnen
  3. viel binnen
  4. vielen binnen
  5. vielen binnen
  6. vielen binnen
v.t.t.
  1. ben binnengevallen
  2. bent binnengevallen
  3. is binnengevallen
  4. zijn binnengevallen
  5. zijn binnengevallen
  6. zijn binnengevallen
v.v.t.
  1. was binnengevallen
  2. was binnengevallen
  3. was binnengevallen
  4. waren binnengevallen
  5. waren binnengevallen
  6. waren binnengevallen
o.t.t.t.
  1. zal binnenvallen
  2. zult binnenvallen
  3. zal binnenvallen
  4. zullen binnenvallen
  5. zullen binnenvallen
  6. zullen binnenvallen
o.v.t.t.
  1. zou binnenvallen
  2. zou binnenvallen
  3. zou binnenvallen
  4. zouden binnenvallen
  5. zouden binnenvallen
  6. zouden binnenvallen
diversen
  1. val binnen!
  2. valt binnen!
  3. binnengevallen
  4. binnenvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

binnenvallen [znw.] Nomen

  1. binnenvallen (invallen)
    el invadir; el descolgarse

Übersetzung Matrix für binnenvallen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
descolgarse binnenvallen; invallen
invadir binnenvallen; invallen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
descolgarse binnenvallen; onverwachts langskomen haven binnenvaren
entrar en binnendringen; binnenvallen; invallen; onverwachts langskomen aankomen; aanvangen; arriveren; beginnen; betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenmarcheren; binnenrijden; binnenstappen; binnenstromen; binnentreden; binnentrekken; doordringen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; ingaan; inpassen; inrijden; instromen; massaal opkomen; passen in; penetreren; starten; toestromen; van start gaan
intrusarse en binnendringen; binnenvallen; invallen
invadir binnendringen; binnenvallen; invallen; onverwachts langskomen bekruipen; bevangen; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; haven binnenvaren; het gevoel krijgen; indringen; infiltreren
penetrar en binnendringen; binnenvallen; invallen binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; haven binnenvaren; indringen; infiltreren

Wiktionary Übersetzungen für binnenvallen:


Cross Translation:
FromToVia
binnenvallen invadir envahir — Occuper par force (sens général)