Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. ontlasten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontlasten (Niederländisch) ins Spanisch

ontlasten:

ontlasten Verb (ontlast, ontlastte, ontlastten, ontlast)

  1. ontlasten (ontslaan van een verplichting; vrijstellen; ontheffen)

Konjugationen für ontlasten:

o.t.t.
  1. ontlast
  2. ontlast
  3. ontlast
  4. ontlasten
  5. ontlasten
  6. ontlasten
o.v.t.
  1. ontlastte
  2. ontlastte
  3. ontlastte
  4. ontlastten
  5. ontlastten
  6. ontlastten
v.t.t.
  1. heb ontlast
  2. hebt ontlast
  3. heeft ontlast
  4. hebben ontlast
  5. hebben ontlast
  6. hebben ontlast
v.v.t.
  1. had ontlast
  2. had ontlast
  3. had ontlast
  4. hadden ontlast
  5. hadden ontlast
  6. hadden ontlast
o.t.t.t.
  1. zal ontlasten
  2. zult ontlasten
  3. zal ontlasten
  4. zullen ontlasten
  5. zullen ontlasten
  6. zullen ontlasten
o.v.t.t.
  1. zou ontlasten
  2. zou ontlasten
  3. zou ontlasten
  4. zouden ontlasten
  5. zouden ontlasten
  6. zouden ontlasten
en verder
  1. ben ontlast
  2. bent ontlast
  3. is ontlast
  4. zijn ontlast
  5. zijn ontlast
  6. zijn ontlast
diversen
  1. ontlast!
  2. ontlast!
  3. ontlast
  4. ontlastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontlasten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
desahogar ontlasting; van een last ontdoen
descargar afladen; lossen; ontlasting; uitladen; van een last ontdoen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
absolver ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren
desahogar ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen afreageren; luchten; opluchten
descargar ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen afladen; afschieten; afvuren; dechargeren; downloaden; iets uitladen; lossen; onschuldig verklaren; ontladen; pasporteren; schieten; schoten lossen; uitladen; vrijpleiten; vrijspreken; vuren; zuiveren
dispensar de ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen kwijtschelden
eximir de ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen kwijtschelden
exonerar de ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen
librar ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen trekken; van last bevrijden; verlossen
- poepen

Wiktionary Übersetzungen für ontlasten:

ontlasten
verb
  1. een last verminderen
  2. van verkeer
  3. poepen

Cross Translation:
FromToVia
ontlasten franquear affranchir — Rendre libre