Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. fascineren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für fascineren (Niederländisch) ins Spanisch

fascineren:

fascineren Verb (fascineer, fascineert, fascineerde, fascineerden, gefascineerd)

  1. fascineren (intrigeren; boeien)

Konjugationen für fascineren:

o.t.t.
  1. fascineer
  2. fascineert
  3. fascineert
  4. fascineren
  5. fascineren
  6. fascineren
o.v.t.
  1. fascineerde
  2. fascineerde
  3. fascineerde
  4. fascineerden
  5. fascineerden
  6. fascineerden
v.t.t.
  1. heb gefascineerd
  2. hebt gefascineerd
  3. heeft gefascineerd
  4. hebben gefascineerd
  5. hebben gefascineerd
  6. hebben gefascineerd
v.v.t.
  1. had gefascineerd
  2. had gefascineerd
  3. had gefascineerd
  4. hadden gefascineerd
  5. hadden gefascineerd
  6. hadden gefascineerd
o.t.t.t.
  1. zal fascineren
  2. zult fascineren
  3. zal fascineren
  4. zullen fascineren
  5. zullen fascineren
  6. zullen fascineren
o.v.t.t.
  1. zou fascineren
  2. zou fascineren
  3. zou fascineren
  4. zouden fascineren
  5. zouden fascineren
  6. zouden fascineren
en verder
  1. ben gefascineerd
  2. bent gefascineerd
  3. is gefascineerd
  4. zijn gefascineerd
  5. zijn gefascineerd
  6. zijn gefascineerd
diversen
  1. fascineer!
  2. fascineert!
  3. gefascineerd
  4. fascinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für fascineren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fascinar aantrekken; bekoren; charmeren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fascinar boeien; fascineren; intrigeren beheksen; bekoren; betoveren; betrappen; bevallen; obsederen; snappen
intrigar boeien; fascineren; intrigeren benieuwen; intrigeren; konkelen; kuipen; obsederen

Wiktionary Übersetzungen für fascineren:

fascineren
verb
  1. iemands aandacht vasthouden