Niederländisch
Detailübersetzungen für ontvluchten (Niederländisch) ins Spanisch
ontvluchten:
-
ontvluchten (vluchten; wegkomen; weglopen; ontsnappen aan; zich vrijmaken; ontkomen; wegrennen; ontglippen)
evadir; pasar desapercibido; escapar; salir; refugiarse; dejarse libre; desembarcarse; bajar; escapar de; esquivar; escabullirse; descender; apearse-
evadir Verb
-
pasar desapercibido Verb
-
escapar Verb
-
salir Verb
-
refugiarse Verb
-
dejarse libre Verb
-
desembarcarse Verb
-
bajar Verb
-
escapar de Verb
-
esquivar Verb
-
escabullirse Verb
-
descender Verb
-
apearse Verb
-
-
ontvluchten (wegvluchten; vluchten; ontsnappen; uitwijken; ontkomen)
Konjugationen für ontvluchten:
o.t.t.
- ontvlucht
- ontvlucht
- ontvlucht
- ontvluchten
- ontvluchten
- ontvluchten
o.v.t.
- ontvluchtte
- ontvluchtte
- ontvluchtte
- ontvluchtten
- ontvluchtten
- ontvluchtten
v.t.t.
- ben ontvlucht
- bent ontvlucht
- is ontvlucht
- zijn ontvlucht
- zijn ontvlucht
- zijn ontvlucht
v.v.t.
- was ontvlucht
- was ontvlucht
- was ontvlucht
- waren ontvlucht
- waren ontvlucht
- waren ontvlucht
o.t.t.t.
- zal ontvluchten
- zult ontvluchten
- zal ontvluchten
- zullen ontvluchten
- zullen ontvluchten
- zullen ontvluchten
o.v.t.t.
- zou ontvluchten
- zou ontvluchten
- zou ontvluchten
- zouden ontvluchten
- zouden ontvluchten
- zouden ontvluchten
diversen
- ontvlucht!
- ontvlucht!
- ontvlucht
- ontvluchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ontvluchten:
Wiktionary Übersetzungen für ontvluchten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontvluchten | → huir | ↔ flee — to escape from |
Computerübersetzung von Drittern: