Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. vliegend:
  2. vliegen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vliegend (Niederländisch) ins Englisch

vliegend:

vliegend Adjektiv

  1. vliegend (zwevend)
    hovering; gliding

Übersetzung Matrix für vliegend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gliding geglij; zweefvliegen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gliding vliegend; zwevend
hovering vliegend; zwevend

vliegen:

vliegen Verb (vlieg, vliegt, vloog, vlogen, gevlogen)

  1. vliegen (per vliegtuig reizen)
    to fly
    • fly Verb (flies, flew, flying)
  2. vliegen (zich haasten; opschieten; jagen; )
    to rush; to hurry up; to hasten; to hurry
    • rush Verb (rushs, rushed, rushing)
    • hurry up Verb (hurries up, hurried up, hurrying up)
    • hasten Verb (hastens, hastened, hastening)
    • hurry Verb (hurries, hurried, hurrying)

Konjugationen für vliegen:

o.t.t.
  1. vlieg
  2. vliegt
  3. vliegt
  4. vliegen
  5. vliegen
  6. vliegen
o.v.t.
  1. vloog
  2. vloog
  3. vloog
  4. vlogen
  5. vlogen
  6. vlogen
v.t.t.
  1. heb gevlogen
  2. hebt gevlogen
  3. heeft gevlogen
  4. hebben gevlogen
  5. hebben gevlogen
  6. hebben gevlogen
v.v.t.
  1. had gevlogen
  2. had gevlogen
  3. had gevlogen
  4. hadden gevlogen
  5. hadden gevlogen
  6. hadden gevlogen
o.t.t.t.
  1. zal vliegen
  2. zult vliegen
  3. zal vliegen
  4. zullen vliegen
  5. zullen vliegen
  6. zullen vliegen
o.v.t.t.
  1. zou vliegen
  2. zou vliegen
  3. zou vliegen
  4. zouden vliegen
  5. zouden vliegen
  6. zouden vliegen
en verder
  1. ben gevlogen
  2. bent gevlogen
  3. is gevlogen
  4. zijn gevlogen
  5. zijn gevlogen
  6. zijn gevlogen
diversen
  1. vlieg!
  2. vliegt!
  3. gevlogen
  4. vliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vliegen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fly broeksgulp; gulp; vlieg
hurry gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overhaasting; overijling; spoed; vlugheid
rush aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fly per vliegtuig reizen; vliegen laten opstijgen; oplaten; vlieden; vluchten; wegvluchten
hasten ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden accelereren; bespoedigen; opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; verhaasten; versnellen
hurry ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; opjagen; overhaasten; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; voortmaken; zich spoeden
hurry up ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
rush ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden draven; haasten; hard rennen; hollen; jachten; opjagen; pezen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rush rieten

Verwandte Wörter für "vliegen":


Antonyme für "vliegen":


Verwandte Definitionen für "vliegen":

  1. in een vliegtuig ergens naar toe gaan1
    • we vliegen naar Amerika1
  2. met vleugels door de lucht voortbewegen1
    • alle vogels vliegen1
  3. zich snel voortbewegen1
    • hij vliegt naar voren1

Wiktionary Übersetzungen für vliegen:

vliegen
verb
  1. zich door de lucht voortbewegen
    • vliegenfly
vliegen
verb
  1. to travel through air
noun
  1. act of flying

Cross Translation:
FromToVia
vliegen fly fliegen — sich ohne Bodenkontakt in der Luft fortbewegen
vliegen fly voler — Action de se maintenir dans l’air.

Verwandte Übersetzungen für vliegend