Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. vertroetelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vertroetelen (Niederländisch) ins Englisch

vertroetelen:

vertroetelen Verb (vertroetel, vertroetelt, vertroetelde, vertroetelden, vertroeteld)

  1. vertroetelen (verwennen)
    to pamper; to spoil
    • pamper Verb (pampers, pampered, pampering)
    • spoil Verb (spoils, spoiled, spoiling)

Konjugationen für vertroetelen:

o.t.t.
  1. vertroetel
  2. vertroetelt
  3. vertroetelt
  4. vertroetelen
  5. vertroetelen
  6. vertroetelen
o.v.t.
  1. vertroetelde
  2. vertroetelde
  3. vertroetelde
  4. vertroetelden
  5. vertroetelden
  6. vertroetelden
v.t.t.
  1. heb vertroeteld
  2. hebt vertroeteld
  3. heeft vertroeteld
  4. hebben vertroeteld
  5. hebben vertroeteld
  6. hebben vertroeteld
v.v.t.
  1. had vertroeteld
  2. had vertroeteld
  3. had vertroeteld
  4. hadden vertroeteld
  5. hadden vertroeteld
  6. hadden vertroeteld
o.t.t.t.
  1. zal vertroetelen
  2. zult vertroetelen
  3. zal vertroetelen
  4. zullen vertroetelen
  5. zullen vertroetelen
  6. zullen vertroetelen
o.v.t.t.
  1. zou vertroetelen
  2. zou vertroetelen
  3. zou vertroetelen
  4. zouden vertroetelen
  5. zouden vertroetelen
  6. zouden vertroetelen
diversen
  1. vertroetel!
  2. vertroetelt!
  3. vertroeteld
  4. vertroetelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vertroetelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pamper vertroetelen; verwennen
spoil vertroetelen; verwennen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; iets bederven; rotten; stukmaken; verbroddelen; vergaan; vergallen; verkankeren; verklungelen; verknallen; verknoeien; verloederen; verpesten; verrotten; verslonzen; verzieken; wegrotten

Wiktionary Übersetzungen für vertroetelen:

vertroetelen
verb
  1. (overgankelijk) iemand een overdreven goede behandeling geven
vertroetelen
verb
  1. to treat kindly and with extra care

Cross Translation:
FromToVia
vertroetelen coddle; pamper; pet; indulge; cherish choyersoigner quelqu’un avec tendresse, avec affection.
vertroetelen dote; coddle; pamper dorloter — soigner délicatement