Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. uithoudend:
  2. uithouden:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uithoudend (Niederländisch) ins Englisch

uithoudend:

uithoudend Adjektiv

  1. uithoudend (verdragend)
    enduring; persistent; hold out

Übersetzung Matrix für uithoudend:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hold out voorspiegelen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
enduring uithoudend; verdragend lijdend
persistent uithoudend; verdragend aanhoudend; aldoor; almaar; altijddurend; bokkig; constant; continue; de hele tijd; doorlopend; dwars; eeuwig; gedurig; hardnekkig; koppig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; steeds; stijfhoofdig; telkens; vasthoudend; volhardend; voortdurend; weerbarstig; weerspannig
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hold out uithoudend; verdragend

uithouden:

uithouden Verb (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)

  1. uithouden (dragen; volhouden; verdragen; )
    to bear; to persist; to endure; to stand; to tolerate
    • bear Verb (bears, bearing)
    • persist Verb (persists, persisted, persisting)
    • endure Verb (endures, endured, enduring)
    • stand Verb (stands, stood, standing)
    • tolerate Verb (tolerates, tolerated, tolerating)

Konjugationen für uithouden:

o.t.t.
  1. houd uit
  2. houdt uit
  3. houdt uit
  4. houden uit
  5. houden uit
  6. houden uit
o.v.t.
  1. hield uit
  2. hield uit
  3. hield uit
  4. hielden uit
  5. hielden uit
  6. hielden uit
v.t.t.
  1. heb uitgehouden
  2. hebt uitgehouden
  3. heeft uitgehouden
  4. hebben uitgehouden
  5. hebben uitgehouden
  6. hebben uitgehouden
v.v.t.
  1. had uitgehouden
  2. had uitgehouden
  3. had uitgehouden
  4. hadden uitgehouden
  5. hadden uitgehouden
  6. hadden uitgehouden
o.t.t.t.
  1. zal uithouden
  2. zult uithouden
  3. zal uithouden
  4. zullen uithouden
  5. zullen uithouden
  6. zullen uithouden
o.v.t.t.
  1. zou uithouden
  2. zou uithouden
  3. zou uithouden
  4. zouden uithouden
  5. zouden uithouden
  6. zouden uithouden
diversen
  1. houd uit!
  2. houdt uit!
  3. uitgehouden
  4. uithoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uithouden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bear beer
stand bewering; denkbeeld; driepoot; getuigenbank; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; inzicht; kraam; kraampje; lezing; mat; matje; mening; onderlegger; onderstel; onderzetter; oordeel; opinie; opvatting; placemat; poot; positie; sokkel; staander; stalletje; stand; stand op jaarbeurs; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; tafelmatje; thema; visie; voet; voetstuk; zienswijze; zuilvoet
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bear doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doorstaan; dulden; gebukt gaan onder; iets verduren; incasseren; opvangen; torsen; velen; verdragen; verduren; verstouwen; verstuwen; verteren
endure doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doormaken; doorstaan; dulden; duren; velen; verdragen; verduren; verteren
persist doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aandringen; aanhouden; continueren; doordouwen; doorgaan; doorzetten; op iets aandringen; standhouden; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
stand doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doorstaan; dulden; staan; velen; verdragen; verduren; verteren
tolerate doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden autoriseren; dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen

Wiktionary Übersetzungen für uithouden:

uithouden
verb
  1. langdurig moeilijkheden verdragen of belasting dragen
uithouden
verb
  1. be patient with
  2. to endure