Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. ongebonden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ongebonden (Niederländisch) ins Englisch

ongebonden:

ongebonden Adjektiv

  1. ongebonden (vrijgezel; alleenstaand)
    single; unattached
  2. ongebonden (vrij; losbandig; ongebreideld; bandeloos)

Übersetzung Matrix für ongebonden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
single alleenstaande; plaatje; singeltje; vrijgezel
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
single alleenstaand; ongebonden; vrijgezel alleenstaand; een; eenmans; eenpersoons; eentje; ongehuwd; ongetrouwd; op zichzelf; single
unattached alleenstaand; ongebonden; vrijgezel alleenstaand; onafhankelijk; single
undisciplined bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij bandeloos; ongedisciplineerd; verwilderd; vrijgevochten
unfettered bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij vrijgevochten
ungovernable bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij onbedaarlijk; onbedwingbaar; onbestuurbaar; onstuimig; uitzinnig
unmanageable bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij moeilijk te hanteren; onbedaarlijk; onbedwingbaar; onbestuurbaar; onhandelbaar; onhanteerbaar; onstuimig; uitzinnig
unrestrained bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij niet terughoudend; ongeremd; vrijgevochten
unruly bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij onhandelbaar; tegendraads; vrijgevochten

Verwandte Wörter für "ongebonden":


Wiktionary Übersetzungen für ongebonden:

ongebonden
adjective
  1. not bound by chains

Cross Translation:
FromToVia
ongebonden loose; loosened lâche — Non serré