Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. offreren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für offreren (Niederländisch) ins Englisch

offreren:

offreren Verb (offreer, offreert, offreerde, offreerden, geoffreerd)

  1. offreren (aanbieden; presenteren)
    to offer; to proffer
    • offer Verb (offers, offered, offering)
    • proffer Verb (proffers, proffered, proffering)
  2. offreren (presenteren; tonen; voorleggen; laten zien; aanbieden)
    to display
    • display Verb (displaies, displayed, displaying)

Konjugationen für offreren:

o.t.t.
  1. offreer
  2. offreert
  3. offreert
  4. offreren
  5. offreren
  6. offreren
o.v.t.
  1. offreerde
  2. offreerde
  3. offreerde
  4. offreerden
  5. offreerden
  6. offreerden
v.t.t.
  1. heb geoffreerd
  2. hebt geoffreerd
  3. heeft geoffreerd
  4. hebben geoffreerd
  5. hebben geoffreerd
  6. hebben geoffreerd
v.v.t.
  1. had geoffreerd
  2. had geoffreerd
  3. had geoffreerd
  4. hadden geoffreerd
  5. hadden geoffreerd
  6. hadden geoffreerd
o.t.t.t.
  1. zal offreren
  2. zult offreren
  3. zal offreren
  4. zullen offreren
  5. zullen offreren
  6. zullen offreren
o.v.t.t.
  1. zou offreren
  2. zou offreren
  3. zou offreren
  4. zouden offreren
  5. zouden offreren
  6. zouden offreren
en verder
  1. is geoffreerd
  2. zijn geoffreerd
diversen
  1. offreer!
  2. offreert!
  3. geoffreerd
  4. offrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für offreren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
display beeldscherm; bekendmaking; etalering; monitor; uitstalling
offer aanbieding; aanbod; bod; koopje; motie; offerte; overhandiging; prijsopgave; propositie; voorstel; voorstel doen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
display aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen etaleren; exposeren; openbaren; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; zich uiten
offer aanbieden; offreren; presenteren aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; beloven; bieden; cadeau doen; cadeau geven; geven; indienen; laten zien; overgeven; overhandigen; presenteren; schenken; toesteken; toezeggen; tonen; uitloven; vertonen
proffer aanbieden; offreren; presenteren

Wiktionary Übersetzungen für offreren:

offreren
verb
  1. aanbieden, specifiek het aanbieden van een dienst of product door een bedrijf