Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. kwijlen:
  2. kwijl:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for kwijlen:
    • drool


Niederländisch

Detailübersetzungen für kwijlen (Niederländisch) ins Englisch

kwijlen:

kwijlen Verb (kwijl, kwijlt, kwijlde, kwijlden, gekwijld)

  1. kwijlen (zeveren)
    to slobber; to dribble; to jabber; to drone on; to waffle; to slaver; to babble; to talk rubbish; to blab; to prattle; to gab; to chat; to talk crap; to prattle on; to chatter
    • slobber Verb (slobbers, slobbered, slobbering)
    • dribble Verb (dribbles, dribbled, dribbling)
    • jabber Verb (jabbers, jabbered, jabbering)
    • drone on Verb (drones on, droned on, droning on)
    • waffle Verb (waffles, waffled, waffling)
    • slaver Verb (slavers, slavered, slavering)
    • babble Verb (babbles, babbled, babbling)
    • talk rubbish Verb (talks rubbish, talked rubbish, talking rubbish)
    • blab Verb (blabs, blabbed, blabbing)
    • prattle Verb (prattles, prattled, prattling)
    • gab Verb (gabs, gabbed, gabbing)
    • chat Verb (chats, chated, chating)
    • talk crap Verb (talks crap, talked crap, talking crap)
    • prattle on Verb (prattles on, prattled on, prattling on)
    • chatter Verb (chatters, chattered, chattering)

Konjugationen für kwijlen:

o.t.t.
  1. kwijl
  2. kwijlt
  3. kwijlt
  4. kwijlen
  5. kwijlen
  6. kwijlen
o.v.t.
  1. kwijlde
  2. kwijlde
  3. kwijlde
  4. kwijlden
  5. kwijlden
  6. kwijlden
v.t.t.
  1. heb gekwijld
  2. hebt gekwijld
  3. heeft gekwijld
  4. hebben gekwijld
  5. hebben gekwijld
  6. hebben gekwijld
v.v.t.
  1. had gekwijld
  2. had gekwijld
  3. had gekwijld
  4. hadden gekwijld
  5. hadden gekwijld
  6. hadden gekwijld
o.t.t.t.
  1. zal kwijlen
  2. zult kwijlen
  3. zal kwijlen
  4. zullen kwijlen
  5. zullen kwijlen
  6. zullen kwijlen
o.v.t.t.
  1. zou kwijlen
  2. zou kwijlen
  3. zou kwijlen
  4. zouden kwijlen
  5. zouden kwijlen
  6. zouden kwijlen
diversen
  1. kwijl!
  2. kwijlt!
  3. gekwijld
  4. kwijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwijlen [znw.] Nomen

  1. kwijlen
    the dribbling

Übersetzung Matrix für kwijlen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
babble achterklap; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geroddel; klap; klets; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; roddels
chat babbeltje; causerie; chat; chatgesprek; gebabbel; gekeuvel; gesprek; kout; mondeling onderhoud; praat; praatje
chatter gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
dribbling kwijlen gedribbel
jabber brabbeltaal; gebabbel; gebazel; gebrabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; koeterwaals; leuterpraat
prattle achterklap; gebazel; geklap; geklep; geklets; geleuter; gelul; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; klets; leuterpraat; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
slaver slavenhaler; slavenschip
slobber kwijl; slijm; slijmachtig speeksel
waffle gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat; wafel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
babble kwijlen; zeveren brabbelen; kletspraat verkopen; krompraten; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
blab kwijlen; zeveren babbelen; doorgeven; doorslaan; doorspelen; doorvertellen; flappen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; klikken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; overbrieven; praten; rondbrieven; rondvertellen; snateren; spreken; uit de school klappen; uitflappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
chat kwijlen; zeveren babbelen; bomen; chatten; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leuteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
chatter kwijlen; zeveren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
dribble kwijlen; zeveren afdruipen; afdruppelen; dribbelen; dribbelen met de bal; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken
drone on kwijlen; zeveren
gab kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
jabber kwijlen; zeveren bazelen; kletspraat verkopen; lallen; lullen; raffelen; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
prattle kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
prattle on kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
slaver kwijlen; zeveren slijm opgeven; slijmen
slobber kwijlen; zeveren slijm opgeven; slijmen
talk crap kwijlen; zeveren erop los praten; kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
talk rubbish kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
waffle kwijlen; zeveren dralen; drentelen; leuteren; talmen; teuten; treuzelen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
jabber koeterwaals

Verwandte Wörter für "kwijlen":


Wiktionary Übersetzungen für kwijlen:

kwijlen
verb
  1. een vloed van speeksel dat uit de mond loopt
kwijlen
verb
  1. to have saliva drip from the mouth
  2. to let saliva drip from the mouth
  3. to drool saliva
  4. To allow saliva or liquid to run from one's mouth

Cross Translation:
FromToVia
kwijlen slaver geifern — Speichel aus dem Mund fließen lassen
kwijlen drool; salivate baverjeter de la bave.

kwijl:

kwijl [de ~] Nomen

  1. de kwijl (speeksel; spog; spuug)
    the saliva; the spit; the spittle
  2. de kwijl (slijmachtig speeksel)
    the slobber

Übersetzung Matrix für kwijl:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
saliva kwijl; speeksel; spog; spuug
slobber kwijl; slijmachtig speeksel slijm
spit kwijl; speeksel; spog; spuug fluim; kwat; rochel
spittle kwijl; speeksel; spog; spuug
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slobber kwijlen; slijm opgeven; slijmen; zeveren
spit spugen; spuwen

Verwandte Wörter für "kwijl":


Wiktionary Übersetzungen für kwijl:

kwijl
noun
  1. saliva, drool

Cross Translation:
FromToVia
kwijl drool; spittle; saliva bavesalive épaisse et visqueux qui découler de la bouche.
kwijl saliva; spittle salive — physiologie|fr liquide clair, alcalin, produire par les glande salivaire placées autour de la bouche et qui commencer la digestion des aliments.