Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. karren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für karden (Niederländisch) ins Englisch

karren:

karren Verb (kar, kart, karde, karden, gekard)

  1. karren (kruien)
    trundle
    – move heavily 1
    • trundle Verb
      • the streetcar trundled down the avenue1
    to cart
    – transport something in a cart 1
    • cart Verb (carts, carted, carting)
    to wheel
    – wheel somebody or something 1
    • wheel Verb (wheels, wheeled, wheeling)
  2. karren (rijden)
    to ride; to drive; to operate
    • ride Verb (rides, rode, riding)
    • drive Verb (drives, drove, driving)
    • operate Verb (operates, operated, operating)

Konjugationen für karren:

o.t.t.
  1. kar
  2. kart
  3. kart
  4. karren
  5. karren
  6. karren
o.v.t.
  1. karde
  2. karde
  3. karde
  4. karden
  5. karden
  6. karden
v.t.t.
  1. heb gekard
  2. hebt gekard
  3. heeft gekard
  4. hebben gekard
  5. hebben gekard
  6. hebben gekard
v.v.t.
  1. had gekard
  2. had gekard
  3. had gekard
  4. hadden gekard
  5. hadden gekard
  6. hadden gekard
o.t.t.t.
  1. zal karren
  2. zult karren
  3. zal karren
  4. zullen karren
  5. zullen karren
  6. zullen karren
o.v.t.t.
  1. zou karren
  2. zou karren
  3. zou karren
  4. zouden karren
  5. zouden karren
  6. zouden karren
en verder
  1. is gekard
diversen
  1. kar!
  2. kart!
  3. gekard
  4. karrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für karren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cart karretje; koets; rijtuig; vrachtkar; wagentje
drive aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
operate ageren; handelen
ride heenrit; rijtoer
wheel fiets; molenrad; rad; rijwiel; scheprad; stuur; stuurrad; stuurwiel; waterrad; wiel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cart karren; kruien
drive karren; rijden aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden
operate karren; rijden bedienen; handelen; knoppen bedienen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken
ride karren; rijden berijden; paardrijden
trundle karren; kruien
wheel karren; kruien fietsen

Verwandte Wörter für "karren":


Wiktionary Übersetzungen für karren:


Cross Translation:
FromToVia
karren fare; ride; travel; drive; wend allerse déplacer jusqu'à un endroit.