Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. inpalmen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für inpalm (Niederländisch) ins Englisch

inpalmen:

inpalmen Verb (palm in, palmt in, palmde in, palmden in, ingepalmd)

  1. inpalmen (inpakken)
    to charm; to dupe; to catch
    • charm Verb (charms, charmed, charming)
    • dupe Verb (dupes, duped, duping)
    • catch Verb (catches, catched, catching)

Konjugationen für inpalmen:

o.t.t.
  1. palm in
  2. palmt in
  3. palmt in
  4. palmen in
  5. palmen in
  6. palmen in
o.v.t.
  1. palmde in
  2. palmde in
  3. palmde in
  4. palmden in
  5. palmden in
  6. palmden in
v.t.t.
  1. heb ingepalmd
  2. hebt ingepalmd
  3. heeft ingepalmd
  4. hebben ingepalmd
  5. hebben ingepalmd
  6. hebben ingepalmd
v.v.t.
  1. had ingepalmd
  2. had ingepalmd
  3. had ingepalmd
  4. hadden ingepalmd
  5. hadden ingepalmd
  6. hadden ingepalmd
o.t.t.t.
  1. zal inpalmen
  2. zult inpalmen
  3. zal inpalmen
  4. zullen inpalmen
  5. zullen inpalmen
  6. zullen inpalmen
o.v.t.t.
  1. zou inpalmen
  2. zou inpalmen
  3. zou inpalmen
  4. zouden inpalmen
  5. zouden inpalmen
  6. zouden inpalmen
en verder
  1. ben ingepalmd
  2. bent ingepalmd
  3. is ingepalmd
  4. zijn ingepalmd
  5. zijn ingepalmd
  6. zijn ingepalmd
diversen
  1. palm in!
  2. palmt in!
  3. ingepalmd
  4. inpalmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für inpalmen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
charm aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekking; aantrekkingskracht; aanvechting; bekoorlijkheid; bekoring; beminnelijkheid; betovering; bevalligheid; charme; emoticon; fascinatie; gratie; innemendheid; seductie; temptatie; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
dupe benadeelde; dupe; gedupeerde; lul; pineut; sigaar
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
catch inpakken; inpalmen aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen; wegkapen
charm inpakken; inpalmen bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
dupe inpakken; inpalmen