Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. de overhand hebben:


Niederländisch

Detailübersetzungen für de overhand hebben (Niederländisch) ins Englisch

de overhand hebben:

de overhand hebben Verb (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)

  1. de overhand hebben (heersen)
    to prevail; have the upper hand
  2. de overhand hebben (domineren; overheersen)

Konjugationen für de overhand hebben:

o.t.t.
  1. heb de overhand
  2. hebt de overhand
  3. heeft de overhand
  4. hebben de overhand
  5. hebben de overhand
  6. hebben de overhand
o.v.t.
  1. had de overhand
  2. had de overhand
  3. had de overhand
  4. hadden de overhand
  5. hadden de overhand
  6. hadden de overhand
v.t.t.
  1. heb de overhand gehad
  2. hebt de overhand gehad
  3. heeft de overhand gehad
  4. hebben de overhand gehad
  5. hebben de overhand gehad
  6. hebben de overhand gehad
v.v.t.
  1. had de overhand gehad
  2. had de overhand gehad
  3. had de overhand gehad
  4. hadden de overhand gehad
  5. hadden de overhand gehad
  6. hadden de overhand gehad
o.t.t.t.
  1. zal de overhand hebben
  2. zult de overhand hebben
  3. zal de overhand hebben
  4. zullen de overhand hebben
  5. zullen de overhand hebben
  6. zullen de overhand hebben
o.v.t.t.
  1. zou de overhand hebben
  2. zou de overhand hebben
  3. zou de overhand hebben
  4. zouden de overhand hebben
  5. zouden de overhand hebben
  6. zouden de overhand hebben
diversen
  1. heb de overhand!
  2. de overhand gehad
  3. de overhand hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für de overhand hebben:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
be the one in control de overhand hebben; domineren; overheersen
dominate de overhand hebben; domineren; overheersen beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen
have the upper hand de overhand hebben; domineren; heersen; overheersen
prevail de overhand hebben; heersen beheersen; heerschappij voeren; heersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen

Verwandte Übersetzungen für de overhand hebben