Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. benaderbaar:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für benaderbaar (Niederländisch) ins Englisch

benaderbaar:

benaderbaar Adjektiv

  1. benaderbaar (aanspreekbaar; toegankelijk; toeschietelijk; genaakbaar)
  2. benaderbaar (genaakbaar; toegankelijk; open)
    accessible; amenable; approachable; open; frank

Übersetzung Matrix für benaderbaar:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
forward aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
open vrije ruimten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
forward doen toekomen; doorsturen; doorverbinden; doorzenden; iem. iets sturen; naar voren plaatsen; nasturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland; zenden
open aanbreken; beginnen; een begin nemen; inleiden; inluiden; losgaan; loskrijgen; ontgrendelen; ontsluiten; open krijgen; opendoen; opendraaien; openen; opengaan; opengooien; openklappen; openmaken; openslaan; openwerpen; starten
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accessible benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk begaanbaar; bereikbaar; ontvankelijk; openstaand; toegankelijk; vatbaar
amenable benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk gedwee; meegaand; onderworpen; volgzaam
approachable aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk; toeschietelijk
complaisant aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk behulpzaam; beleefd; bereidwillig; beschaafd; gedienstig; gedwee; gemanierd; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; voorkomend; wellevend; welopgevoed
frank benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk cru; eerlijk; frank; gulweg; met open vizier; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtschapen; rechttoe; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit
obliging aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk behulpzaam; beleefd; bereidvaardig; bereidwillig; beschaafd; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; gedwee; gemanierd; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; tegemoetkomend; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; verplichtend; voorkomend; vriendelijke; wellevend; welopgevoed; welwillend; willig
open benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk eerlijk; frank; gulweg; niet dicht; onbedekt; onbewimpeld; onomwonden; onoverdekt; onverholen; onverhuld; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rechttoe; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit
pliable aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; buigbaar; flexibel; gedwee; gemanierd; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; meegaand; onderworpen; plooibaar; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam; voorkomend; vormbaar; vouwbaar; wellevend; welopgevoed
pliant aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; buigzaam; flexibel; gemanierd; meegaand; soepel; voorkomend; wellevend; welopgevoed
responsive aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
graciously aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
forward aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; geavanceerd; gemanierd; progressief; voorkomend; voort; vooruitstrevend; voorwaarts; wellevend; welopgevoed

Verwandte Wörter für "benaderbaar":

  • benaderbare

Wiktionary Übersetzungen für benaderbaar:

benaderbaar
adjective
  1. te benaderen, makkelijk mee te praten
benaderbaar
adjective
  1. easy to talk to