Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. arrangeren:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for arrangeren:
    • arange


Niederländisch

Detailübersetzungen für arrangeren (Niederländisch) ins Englisch

arrangeren:

arrangeren Verb (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)

  1. arrangeren (orkestreren; instrumenteren)
    to arrange; to orchestrate
    • arrange Verb (arranges, arranged, arranging)
    • orchestrate Verb (orchestrates, orchestrated, orchestrating)
  2. arrangeren (regelen; afspreken; bedisselen)
    to arrange
    • arrange Verb (arranges, arranged, arranging)
  3. arrangeren (indelen; ordenen; groeperen; systematiseren)
    to classify
    • classify Verb (classifies, classified, classifying)
    to group
    – arrange into a group or groups 1
    • group Verb (groups, grouped, grouping)
      • Can you group these shapes together?1

Konjugationen für arrangeren:

o.t.t.
  1. arrangeer
  2. arrangeert
  3. arrangeert
  4. arrangeren
  5. arrangeren
  6. arrangeren
o.v.t.
  1. arrangeerde
  2. arrangeerde
  3. arrangeerde
  4. arrangeerden
  5. arrangeerden
  6. arrangeerden
v.t.t.
  1. heb gearrangeerd
  2. hebt gearrangeerd
  3. heeft gearrangeerd
  4. hebben gearrangeerd
  5. hebben gearrangeerd
  6. hebben gearrangeerd
v.v.t.
  1. had gearrangeerd
  2. had gearrangeerd
  3. had gearrangeerd
  4. hadden gearrangeerd
  5. hadden gearrangeerd
  6. hadden gearrangeerd
o.t.t.t.
  1. zal arrangeren
  2. zult arrangeren
  3. zal arrangeren
  4. zullen arrangeren
  5. zullen arrangeren
  6. zullen arrangeren
o.v.t.t.
  1. zou arrangeren
  2. zou arrangeren
  3. zou arrangeren
  4. zouden arrangeren
  5. zouden arrangeren
  6. zouden arrangeren
diversen
  1. arrangeer!
  2. arrangeert!
  3. gearrangeerd
  4. arrangerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für arrangeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
group aantal personen bijeen; categorie; classificatie; distributiegroep; distributielijst; drom; gezelschap; groep; groep contactpersonen; groep mensen; klasse; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; partij; ploeg; samenkomst; team; toeloop; troep
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrange afspreken; arrangeren; bedisselen; iets op touw zetten; instrumenteren; orkestreren; regelen afspreken; coördineren; huis inrichten; iets overeenkomen; inrichten; installeren; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken
classify arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren classificeren; ficheren; indelen bij; klasseren; rangschikken; rubriceren
group arrangeren; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren classificeren; groep; groeperen; ordenen; rangeren; rangschikken; schiften; sorteren; uitzoeken
orchestrate arrangeren; instrumenteren; orkestreren

Wiktionary Übersetzungen für arrangeren:

arrangeren
verb
  1. (overgankelijk) in een bepaalde orde rangschikken, ordenen
arrangeren
verb
  1. set or appoint beforehand

Cross Translation:
FromToVia
arrangeren accommodate; adapt; adjust accommoderdonner, procurer de la commodité.
arrangeren arrange; cope arrangerarranger (transitive) (fr)
arrangeren tune; attune; have available; have at one’s disposal; arrange; fix up; array disposerarranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.